Je verwoordt de bedoeling van specifieke formuleringen.
Je herkent verschillende signaalwoorden.
Je herkent tekstverbanden, namelijk opsomming, tijdvolgorde, tegenstelling en oorzaak/gevolg.
Je verwoordt de bedoeling van de schrijver.
Je verwoordt de bedoeling van tekstgedeeltes en beoordeelt tekstgedeeltes