Uitleg aanwijzend vnw Klas 2

Het aanwijzend voornaamwoord
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Het aanwijzend voornaamwoord

Slide 1 - Tekstslide

Wat is een aanwijzend voornaamwoord in het Nederlands?
A
de / het / een
B
mijn / jouw / onze / zijn
C
voor / na / tijdens / tegelijk
D
dit / dat / die / deze

Slide 2 - Quizvraag

Wat zou een aanwijzend voornaamwoord dan in het Frans zijn?
A
mon/ma/mes
B
le/la/les
C
ce/cet/cette/ces
D
un/une/des

Slide 3 - Quizvraag

En dan nu in het Frans..
Je hebt verschillende vormen van het aanwijzend voornaamwoord in het Frans. Namelijk:






Om te weten welke vorm je moet gebruiken, kijk je naar het woord ná het aanwijzend vnw. Als dat woord vrouwelijk is, gebruik je de vrouwelijke vorm van het aanwijzend vnw, etc

Slide 4 - Tekstslide

En nu even oefenen:

Slide 5 - Tekstslide

sleep de woorden naar het juiste aanwijzend vnw 
ce
cet
cette
ces
épinards
table (v)
chaise (v)
homme (m)
stylo (m)
devoirs
journaux

Slide 6 - Sleepvraag

_____ livre [mannelijk]
A
Ce
B
Cet
C
Cette
D
Ces

Slide 7 - Quizvraag

________ autographe [mannelijk]
A
cette
B
ce
C
ces
D
cet

Slide 8 - Quizvraag

______agenda [mannelijk]
A
cette
B
ces
C
ce
D
cet

Slide 9 - Quizvraag

________ filles [meervoud]
A
ce
B
ces
C
cette
D
cet

Slide 10 - Quizvraag

_______ billet [mannelijk]
A
ce
B
ces
C
cette
D
cet

Slide 11 - Quizvraag

______ soirée [vrouwelijk]
A
cette
B
cet
C
ce
D
ces

Slide 12 - Quizvraag

garçons {meervoud}
A
Ce
B
Cet
C
Cette
D
Ces

Slide 13 - Quizvraag

_____ acteur [mannelijk]
A
Ce
B
Cet
C
Cette
D
Ces

Slide 14 - Quizvraag

_______ émission (v)
A
cet
B
cette
C
ces
D
ce

Slide 15 - Quizvraag

________ magazine (m)
A
cet
B
cette
C
ce
D
ces

Slide 16 - Quizvraag

______ journaux {meervoud}
A
ce
B
cet
C
cette
D
ces

Slide 17 - Quizvraag

________ dame (v)
A
Ce
B
Cet
C
Cette
D
Ces

Slide 18 - Quizvraag

chanteuses {Meervoud}
A
ce
B
ces
C
cette
D
cet

Slide 19 - Quizvraag

______ salade (v)
A
cet
B
ce
C
ces
D
cette

Slide 20 - Quizvraag

_____ acteur [mannelijk]
deze/die acteur
A
Ce
B
Cet
C
Cette
D
Ces

Slide 21 - Quizvraag

_______ émission (vrouwelijk)
deze/die uitzending (op tv)
A
cet
B
cette
C
ces
D
ce

Slide 22 - Quizvraag

... frites sont froids!
Deze/die frietjes zijn koud!
A
ce
B
cet
C
cette
D
ces

Slide 23 - Quizvraag

Je voudrais avoir ... cuisine!
Ik zou die/deze keuken wel willen hebben!
A
ce
B
cet
C
cette
D
ces

Slide 24 - Quizvraag

Je veux essayer tous ... desserts.
Ik wil al die/deze toetjes proeven/proberen.
A
ce
B
cet
C
cette
D
ces

Slide 25 - Quizvraag

1. ...... professeur est nouveau.
Deze/die leraar is nieuw.
A
Ce
B
Cet
C
Cette
D
Ces

Slide 26 - Quizvraag