Quiz over taal blok 1 en 2

Hallo allemaal,
Wil je alvast kunnen oefenen voor je so, die je dinsdag hebt?
Maak dan deze quiz op een telefoon, tablet of laptop!
Succes!
Gr, M.Hiemstra
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, tLeerjaar 2

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Hallo allemaal,
Wil je alvast kunnen oefenen voor je so, die je dinsdag hebt?
Maak dan deze quiz op een telefoon, tablet of laptop!
Succes!
Gr, M.Hiemstra

Slide 1 - Tekstslide

Wat is hoogwerker?
A
Een toestel om op hoge plekken te werken
B
Een acrobaat uit het circus.
C
Een lange ladder.
D
Een opzichter van werkzaamheden.

Slide 2 - Quizvraag

Wat is een wethouder?
A
Een persoon die lid is van de regering.
B
Een persoon die de gemeente bestuurd.
C
Een persoon met veel geld.
D
Een persoon die veel verstand heeft van iets.

Slide 3 - Quizvraag

Wat betekent 'beschikken over'?

(de meeste leerlingen beschikken over een computer.)
A
kopen
B
kunnen gebruiken
C
willen
D
verkopen

Slide 4 - Quizvraag

De route naar het station is ... met borden, je kunt het makkelijk vinden
A
afgekeurd
B
verspreid
C
aangeduid
D
belemmerd

Slide 5 - Quizvraag

Wat betekent 'toegestemd'?
"Hebben je ouders toegestemd?"
A
er bezwaar tegen
B
ergens op gestemd
C
de rekening betaald
D
het goed vinden/goedgekeurd

Slide 6 - Quizvraag

"De circusvoorstelling was spectaculair."
Wat betekent spectaculair?
A
indrukwekkend
B
saai
C
bijzonder
D
vreselijk

Slide 7 - Quizvraag

Wat is het synoniem van 'snel'?

A
zometeen
B
vlug
C
leuk
D
vies

Slide 8 - Quizvraag

Wat wordt er met het woord 'ontspannen' bedoeld?
A
jezelf rustig voelen
B
ziek zijn
C
heel zenuwachtig zijn
D
duizelig zijn

Slide 9 - Quizvraag

Wat zijn synoniemen?
A
1 woord met meerdere betekenissen.
B
spreekwoorden.
C
zoiets als anoniem.
D
meerdere woorden die hetzelfde betekenen.

Slide 10 - Quizvraag

Wat betekent 'inzet tonen'
A
moeite doen
B
ruzie zoeken
C
je kracht laten zien
D
onderzoek doen

Slide 11 - Quizvraag

Wat betekent de uitdrukking:
"Ik zit met mijn handen in het haar?"

A
Dat je haar vettig aanvoelt.
B
Dat je naar de kapper moet.
C
Dat je aan het nadenken bent.
D
Dat je geen oplossing meer weet.

Slide 12 - Quizvraag

Wat betekent de uitdrukking:
"Ik moet er nog een nachtje over slapen?"
A
weten wat kan en wat niet kan.
B
er nog eens goed over nadenken.
C
mezelf rustig maken.
D
er informatie over opzoeken.

Slide 13 - Quizvraag

Bedenk zoveel mogelijk synoniemen
vb: snel/vlug

Slide 14 - Woordweb

Einde, tot morgen!

Slide 15 - Tekstslide