Werkwoordspelling

                  Les werkwoordspelling


Lesdoel: ik oefen met het vervoegen van werkwoorden in de tegenwoordige, verleden en voltooide tijd.
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
SpellingBasisschoolGroep 7

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 25 min

Onderdelen in deze les

                  Les werkwoordspelling


Lesdoel: ik oefen met het vervoegen van werkwoorden in de tegenwoordige, verleden en voltooide tijd.

Slide 1 - Tekstslide

Herhaling
Tegenwoordige tijd: looptrucje. 
Vindt/vind Jan dat leuk? LoopT Jan? Dus vindt

Verleden tijd en voltooide tijd: 't sexy fokschaap

Slide 2 - Tekstslide

Bedenk zo veel mogelijk klankvaste/zwakke werkwoorden

Slide 3 - Open vraag

De kinderen ..... tijdens de film.
A
huilen
B
huilde
C
huilden
D
huil

Slide 4 - Quizvraag

In de lucht .... er een ballon.
A
zweevde
B
zweefden
C
zweefde
D
zweefdden

Slide 5 - Quizvraag

Ik heb mijn kamer roze .....
A
verfde
B
geverft
C
gevervd
D
geverfd

Slide 6 - Quizvraag

Het bedrijf ..... de schade niet.
A
vergoedt
B
vergoed
C
vergoet

Slide 7 - Quizvraag

... jij eigenlijk van chocola?
A
houdt
B
houd
C
hout

Slide 8 - Quizvraag

Die grap ..... hem zijn baan.
A
koste
B
kostte
C
kosten
D
kostten

Slide 9 - Quizvraag

Wij ..... vorig jaar in Amerika.
A
wonde
B
woonden
C
woonde
D
wonen

Slide 10 - Quizvraag

Ik ben op het strand ....
A
verbrand
B
verbrant
C
verbrandt

Slide 11 - Quizvraag

In welke tijd staat deze zin:
Mischa heeft zijn verjaardag gevierd.
A
tegenwoordige tijd
B
voltooide tijd
C
verleden tijd

Slide 12 - Quizvraag

De kleuter is .... in het centrum
A
verdwaald
B
verdwaalt
C
verdwaaldt

Slide 13 - Quizvraag

Wat is het voltooid deelwoord van fietsen?

Slide 14 - Open vraag

Wat is de ik-vorm van: verven

Slide 15 - Open vraag

Hij heeft de balk door midden .....
A
gezaagd
B
gezaagt
C
gezagd
D
gezagt

Slide 16 - Quizvraag

... jij niet gek van dat spel?
A
wort
B
word
C
wordt
D
woord

Slide 17 - Quizvraag