2.3 Formuletaal

FORMULETAAL
1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

FORMULETAAL

Slide 1 - Tekstslide

planning
uitleg formuletaal en naamgeving
oefenen 31 tm 42
Uitleg molecuulmassa
oefenen 43 tm 46

Slide 2 - Tekstslide

§2.3 Formuletaal
Je leert:

- de systematische naam bij een formule geven
- de formule bij een systematische naam geven
- de molecuulmassa van een molecuul berekenen


Slide 3 - Tekstslide

De molecuulformule

Atomen stellen we voor als bolletjes met
een elementsymbool
.




Cl
H
H
O
O
C
C
O
H

Slide 4 - Tekstslide

De molecuulformule

De elementen kunnen we samenvoegen tot moleculen.

               CO2                                                                                                          







 






Molecuultekening



C
O
O
H
H
O
Index: geeft het aantal atomen aan (staat rechtsonder het symbool)
H2O

Slide 5 - Tekstslide

De molecuulformule

Meerdere moleculen worden weergegeven met
het
coëfficiënt
. Dit getal komt voor het molecuul te staan.



C
O
O
C
C
C
C
O
O
O
O
O
O
O
O

Hier is de coëfficiënt 5

dus 5CO2

Slide 6 - Tekstslide

Opdracht

Uit hoeveel moleculen en atomen (per soort en totaal) bevatten de volgende opgaven:

                      moleculen          atomen per soort                      totaal atomen

O2

H2O

4CH4


7C6H12O6

Slide 7 - Tekstslide

Opdracht

Uit hoeveel moleculen en atomen (per soort en totaal) bevatten de volgende opgaven:

                      moleculen          atomen per soort                      totaal atomen

O2                      1                           2x O                                              2

H2O                   1                            2x O    1x H                                  3

4CH4                 4                          4x C      16x H                                20

                           7                           42x C   84x H     42x O               168

7C6H12O6

Slide 8 - Tekstslide

Moleculen
De molecuulformule geeft de soort en het aantal atomen in een molecuul weer, je zet de symbolen van de atomen in alfabetische volgorde.
De index achter het symbool van een atoomsoort geeft aan hoeveel van deze atomen er in een molecuul zitten.
De coëfficiënt geeft het aantal moleculen weer.

Slide 9 - Tekstslide

Elementen

In het periodiek systeem staan alle elementen genoemd. De naam van een element begint altijd met een hoofdletter. De naam van een element kan uit 1 of uit 2 letters bestaan. Wanneer de naam uit 2 letters bestaat, is de tweede letter altijd een kleine letter

Let dus goed op hoofdletters en 

kleine letters.

H  = waterstof
He = helium

Slide 10 - Tekstslide

Claudia Fietst In Haar Ondergoed Naar Breda
BrINClHOF

De moleculen van deze atomen bestaat altijd uit twee dezelfde atomen:

-Br2  : Broommolecuul
-I2     : Joodmolecuul
-N2   : Stikstofmolecuul
-Cl2  : Chloormolecuul
-H2   : Waterstofmolecuul
-O2   : Zuurstofmolecuul
-F2    : Fluormolecuul


Slide 11 - Tekstslide

naamgeving

Slide 12 - Tekstslide

Speciale moleculen die bestaan uit 2 atomen (tabel 2.22)
Er zijn 7 moleculen die uit twee dezelfde atomen bestaan.
Je kan deze moleculen onthouden met dit ezelsbruggetje:
Claire Fietst Naar Haar Oma In Breda






Slide 13 - Tekstslide

Formules van belangrijke stoffen die je uit je hoofd moet kennen

Slide 14 - Tekstslide

Namen van moleculen
Er zijn speciale regels gemaakt om de naam van een molecuul te kunnen maken als deze uit 2 verschillende atomen bestaat

Er moeten de volgende dingen in de naam staan:
- welke atomen zitten in het molecuul
- hoeveel van elk atoom zit in het molecuul

Slide 15 - Tekstslide

Namen van moleculen
Welk atoom: om dit te kunnen moet je dus de namen van de atomen uit je hoofd kennen (tabel 2.13 van pag 47 uit §2.2)

Bijvoorbeeld:
C             betekent              koolstof
N             betekent              stikstof
S              betekent             zwavel

Slide 16 - Tekstslide

Namen van moleculen
Welk atoom: sommige atomen hebben een iets andere naam als ze als 2e atoom in de formule staan (zie ook tabel 2.24 op pag 54 van §2.3);
O         wordt dan                 oxide
S         wordt dan                 sulfide
F         wordt dan                 fluoride
Cl        wordt dan                 chloride
Br        wordt dan                bromide
I           wordt dan                 jodide

Slide 17 - Tekstslide

Namen van moleculen
Hoeveel atomen: we moeten in de naam ook aangeven hoeveel atomen erin zitten. Dat doen we met telwoorden (tabel 2.23 van pag 54) 
Bijvoorbeeld: SO2                         heeft als naam:

                      zwaveldioxide
LET OP: Het getal "2" en het woord "di" staan verschillend.

Slide 18 - Tekstslide

Namen van moleculen
Nog een voorbeeld:


Bijvoorbeeld: CO2                            heeft als naam:

                      koolstofdioxide

Slide 19 - Tekstslide

Namen van moleculen
LET OP als er van een atoom maar 1 in een molecuul zit.
- We schrijven dan geen 1 in de formule 
- Maar we schrijven wel MONO in de naam
- Maar MONO schrijven we alleen bij het 2e atoom
Bijvoorbeeld: CO heeft als naam:

                      koolstofmonooxide

Slide 20 - Tekstslide

Laatste voorbeeld: Br2S


                            dibroommonosulfide

NAMEN VAN MOLECULEN
Element
Uitgang
S
-sulfide
F
-fluoride
Cl
-chloride
Br
-bromide
I
-jodide
O
-oxide

Slide 21 - Tekstslide

Wat is de naam van deze stof?

A
stikstofoxide
B
distikstoftetraoxide
C
zuurstofstikstof
D
distikstoftetrazuurstof

Slide 22 - Quizvraag

Slide 23 - Link

2C6Cl5OH

Slide 24 - Tekstslide

planning
uitleg formuletaal en naamgeving
oefenen 31 tm 42
Uitleg molecuulmassa
oefenen 43 tm 46

Slide 25 - Tekstslide

Molecuulmassa
Stoffen hebben massa's, stoffen bestaan uit moleculen, moleculen bestaan uit atomen, dus atomen hebben massa's.
De massa van een waterstofatoom is 1,68x10-27 kg! 

Niet zo handig he? 
Daarom is de atomaire massa-eenheid bedacht. 
1 u = 1,67x10-27 kg

Slide 26 - Tekstslide

Atoommassa's en molecuulmassa's 
Atoommassa van ieder atoom kun je aflezen in het Periodiek systeem 
Linksboven in een vakje in het PS op blz. 210

Molecuulmassa berekenen van verbindingen
Atoommassa's van alle atomen in 1 molecuul bij elkaar optellen.
De molecuulmassa van NaCl = 1 x 22,990 + 1 x 35,45 = 58,44 u

Slide 27 - Tekstslide

planning
uitleg formuletaal en naamgeving
oefenen 31 tm 42
Uitleg molecuulmassa
oefenen 43 tm 46
Afsluiting

Slide 28 - Tekstslide

oefening

Slide 29 - Tekstslide

O (zuurstof)
O2
H2O
AgCl
C6H12O6
32
18
16
143,32
180,16 u

Slide 30 - Sleepvraag

Wat is de atoommassa van zilver?

Slide 31 - Open vraag

Wat is de molecuulmassa van
Denk aan een berekening.
KNO3

Slide 32 - Open vraag

Het gehalte van een atoomsoort in een verbinding
Als je de molecuulformule van een stof weet, kun je uitrekenen wat het gehalte van een bepaalde atoomsoort in dat molecuul is. Eerst bereken je de totale massa van het molecuul aan de hand van de molecuulformule en dan de totale massa van de gevraagde atoomsoort.

Slide 33 - Tekstslide

Bereken het massapercentage van O in
C9H8O4

Slide 34 - Open vraag