5V voeding en vertering
1 / 27
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Wat is de goede volgorde van je spijsvertering?
A
slokdarm, maag, dikke darm, dunne darm
B
mondholte, slokdarm, dunne darm, maag
C
mondholte, slokdarm, maag, dunne darm
D
dikke darm, dunne darm, maag, mondholte
Slide 2 - Quizvraag
Welk signaal zorgt voor afgifte van insuline?
A
Een grote hoeveelheid koolhydraten in de darm
B
Een lage hoeveelheid glycogeen in de lever
C
Een hoog glucosegehalte in het bloed
D
Een grote hoeveelheid spijsverteringsenzymen die afgegeven worden door de alvleesklier
Slide 3 - Quizvraag
In de afbeelding is het principe van homeostase
schematisch en in algemene termen weergegeven.
Stel dat het gaat om osmoregulatie. (Binas 85 D)
Als een persoon uitdroogt, neemt de concentratie van de
opgeloste stoffen in de lichaamsvloeistof toe en…
schematisch en in algemene termen weergegeven.
Stel dat het gaat om osmoregulatie. (Binas 85 D)
Als een persoon uitdroogt, neemt de concentratie van de
opgeloste stoffen in de lichaamsvloeistof toe en…
A
... wordt als gevolg reactie 1 relevant.
B
... omvatten effectoren cellen in het spijsverteringskanaal.
C
... wordt deze verandering gedetecteerd door sensorcellen in de hypothalamus.
D
... heeft reactie 2 betrekking op een afname van de reabsorptie van water uit nierbuisjes.
Slide 4 - Quizvraag
21. Welke onderdelen van het lichaam worden effectoren genoemd?
A
het spijsverteringskanaal
B
de grote en de kleine hersenen
C
de zenuwcellen
D
de skeletspieren
Slide 5 - Quizvraag
Slide 6 - Tekstslide
A
Dunne darm
B
Alvleesklier
C
Rectum
D
slokdarm
Slide 7 - Quizvraag
Koolhydraten/zetmeel worden verteerd tot glucose door
A
Amylase
B
Glucagon
C
Lipase
D
Proteïnase
Slide 8 - Quizvraag
Lipase worden gevormd in
A
Lever en dunne darm
B
Maag en lever
C
Alvleesklier
D
Alvleesklier en lever
Slide 9 - Quizvraag
Vet wordt afgebroken tot
A
Glucose en glycerol
B
Glycerol en vetzuren
C
Vetzuren en aminozuren
D
Aminozuren en glucose
Slide 10 - Quizvraag
Bij het slikken gaat...
A
De huig omlaag en het strottenklepje omhoog
B
De huig omhoog en het strottenklepje omhoog
C
De huig omlaag en het strottenklepje omlaag
D
De huig omhoog en het strottenklepje omlaag
Slide 11 - Quizvraag
Nummer 7 is...
A
Dikke darm
B
Alvleesklier
C
Lever
D
Galblaas
Slide 12 - Quizvraag
Waar wordt gal gevormd?
A
In de galblaas en daar ook opgeslagen
B
In de galblaas en opgeslagen in de lever
C
In de lever en daar ook opgeslagen
D
In de lever en opgeslagen in de galblaas
Slide 13 - Quizvraag
Splitsen van eiwitten in de maag gebeurt door:
A
Amylase
B
Lipase
C
Peptiden
D
Zoutzuur
Slide 14 - Quizvraag
De afvoer via de bloedcirculatie van de dunne darm gaat via de:
A
Darmslagader
B
Poortader
C
Onderste holle ader
D
Aorta
Slide 15 - Quizvraag
Wat wordt er terug geresorbeerd in de dikke darm?
A
Glucose en aminozuren
B
Vetzuren en glycerol
C
Water en aminozuren
D
Water en zouten
Slide 16 - Quizvraag
Het bloed van de leverader wordt afgevoerd naar de:
A
Darmader
B
Onderste holle ader
C
Poortader
D
Slokdarmader
Slide 17 - Quizvraag
Welke functie heeft de galblaas?
A
Galvorming
B
Lipasevorming
C
Galreservoir
D
Vetreservoir
Slide 18 - Quizvraag
Slide 19 - Tekstslide
Functie spijsverteringskanaal
Slide 20 - Woordweb
Slide 21 - Tekstslide
Welke ziekten kennen jullie aan de maag?
Slide 22 - Open vraag
Welke ziekten kennen jullie aan de darmen?
