vrijdag 2 december

1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2Middelbare school

In deze les zitten 12 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Sinterklaas

Slide 2 - Tekstslide

Pepernoten
pe-per-no-ten

Slide 3 - Tekstslide

chocoladeletter
cho-co-la-de-let-ter

Slide 4 - Tekstslide

Speculaaspop
spe-cu-laas-pop

Slide 5 - Tekstslide

Sinterklaas challenge
Go the the appie (slang for AH supermarket) and buy these 3 types of snoep (sweets) if you can. Only speak Dutch when you speak to someone in the shop. 

Come back and pronounce the words for these items correctly and then we can eat some of it. Be back in 15 mins.

Slide 6 - Tekstslide

Text 
Snoep van Sinterklaas

Slide 7 - Tekstslide

Voorzetsels (prepositions)

Slide 8 - Tekstslide

Voorzetsels
  • Prepositions are usually in front of an article or in front of an adjective with a noun. Prepositions can also be behind a noun, then indicating a direction. (Ik viel de sloot in, hij liep de weg op. ) 
  • Parts of the verb are not a proposition. 
  • For example,  opbellen (to call). 
  • Hij belt mij op. op = geen vz

Slide 9 - Tekstslide

Properties of propositions

  • They indicate a place, a time or a reason. 
  • Tric: check if you can put the proposition in front of:
  • ... de kast (achter, op, voor)
  • achter-behind, op-on, voor-in front
  • ... het feest (voor, tijdens, na, )
  • voor-before tijdens-during, na-after, 



Slide 10 - Tekstslide

Task
Roy and Nicholas les 10 prepositions

Laya-herhalingstoets 3

Slide 11 - Tekstslide

Share your personality test file

Slide 12 - Tekstslide