Unit 1,1 - Grammar review

1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Je gebruikt de Present Simple als
A
iets nu aan de gang is
B
altijd, nooit of regelmatig gebeurt
C
iets gisteren gebeurde
D
je wilt zeggen dat iets niet zo is

Slide 2 - Quizvraag

Bij She/He/It (SHIt regel), krijgt het hele werkwoord in de present simple aan het einde
A
altijd -es
B
-es als het werkwoord eindigt op een -o, -s of -ch
C
nooit -es
D
altijd -ing

Slide 3 - Quizvraag

Om een vraag in de Present Simple te maken gebruik je het hulpwerkwoord
A
to be
B
to have
C
to do

Slide 4 - Quizvraag

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

To Be


Present Simple

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Vul de juiste vorm van 'be' in:
My parents ... (be) teachers at Sandringham High School.
A
is
B
am
C
are

Slide 11 - Quizvraag

Vul de juiste vorm van 'be' in:
You always eat all the pancakes. That ... (not - be) very nice of you.
A
aren't
B
am not
C
isn't

Slide 12 - Quizvraag

Vul de juiste vorm van 'be' in:
... (be) he your brother?
A
Is
B
are
C
am

Slide 13 - Quizvraag

Vul de juiste vorm van 'be' in:
Can I have some crisps? - No I'm afraid there ... (not - be) any crisps left.
A
isn't
B
is
C
are
D
aren't

Slide 14 - Quizvraag

Have got


Present Simple

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Vul de juiste vorm van 'have got' in:
This city ... (not - have got) a museum.
A
has
B
haven't
C
have
D
hasn't

Slide 17 - Quizvraag

Vul de juiste vorm van 'have got' in:
My dad ... (have got) blue eyes.
A
has got
B
have got
C
had got

Slide 18 - Quizvraag

Vul de juiste vorm van 'have got' in:
... you ... (have got) many bedrooms in your house?
A
Has ... got
B
Have ... got

Slide 19 - Quizvraag

Vul de juiste vorm van 'have got' in:
They ... (not - have got) three sisters.
A
hasn't got
B
have got
C
haven't got
D
has got

Slide 20 - Quizvraag

A or An

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

A of An:
important job
A
a
B
an

Slide 23 - Quizvraag

A of An:
cosy kitchen
A
a
B
an

Slide 24 - Quizvraag

A of An:
one-day trip to Paris
A
a
B
an

Slide 25 - Quizvraag

A of An:
FBI agent
A
a
B
an

Slide 26 - Quizvraag

A of An:
expensive trip
A
a
B
an

Slide 27 - Quizvraag

A of An:
good-looking boy
A
a
B
an

Slide 28 - Quizvraag