Een korrel van een paarse vaste stof wordt in een bekerglas geplaatst. De korrel blijft op de bodem liggen.
Daarna wordt een korrel van de paarse vaste stof in een bekerglas met water gedaan. Na een poosje is de vaste stof niet meer zichtbaar, maar is de vloeistof helemaal paars. Verklaar op microniveau.
A
De vaste stof is vloeibaar geworden, waardoor de deeltjes niet meer op een vaste plek zitten en nu vrij door het bekerglas kunnen bewegen.
B
De korrel is uiteengevallen in losse moleculen, die nu omringd worden door watermoleculen. Samen kunnen de moleculen van de paarse stof en de watermoleculen vrij door het bekerglas bewegen.
C
De afstand tussen de moleculen van de paarse stof is groter geworden, waardoor de paarse stof nu een vloeistof is. Deze paarse vloeistof mengt goed met water, waardoor je een homogeen mengsel krijgt.
D
De paarse stof valt uit elkaar in kleinere stukken en kan zo gemakkelijker verdeeld worden over het water in het bekerglas, waardoor het water overal een paarse kleur krijgt.