Molecuulmodel

1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Bij scheikunde schakelen we heen en weer tussen de werelden van het microniveau en het macroniveau. Wat bedoelen we met deze niveau's?
A
macroniveau gaat over stoffen (materie) en wat we kunnen waarnemen (bv. stofeigenschappen). microniveau gaat over hoe deeltjes (moleculen) zijn opgebouwd en interacties tussen deeltjes.
B
microniveau gaat over stoffen (materie) en wat we kunnen waarnemen (bv. stofeigenschappen). macroniveau gaat over hoe deeltjes (moleculen) zijn opgebouwd en interacties tussen deeltjes.
C
macroniveau gaat over alles wat je met het blote oog kunt zien en microniveau gaat over alles wat je niet met het blote oog kunt zien.
D
microniveau gaat over alles wat je met het blote oog kunt zien en macroniveau gaat over alles wat je niet met het blote oog kunt zien.

Slide 2 - Quizvraag

Vier uitspraken over moleculen:
i) moleculen zijn bouwstenen van stoffen
ii) elke stof heeft eigen unieke moleculen
iii) moleculen trekken elkaar aan
iv) moleculen kunnen altijd vrij bewegen
A
alle uitspraken zijn waar
B
uitspraken i en ii zijn waar, maar iii en iv zijn onwaar
C
uitspraken i, ii en iii zijn waar, maar iv is onwaar
D
uitspraken i, ii en iv zijn waar, maar iii is onwaar

Slide 3 - Quizvraag

Wat zie je in nevenstaande afbeelding?
A
een gasvormige stof
B
een vloeistof
C
het molecuulmodel van een gasvormige stof
D
het molecuulmodel van een vloeistof

Slide 4 - Quizvraag

Geef de meest correcte beschrijving op microniveau van het nevenstaande molecuulmodel van een vaste stof.
A
de moleculen bevinden zich op een vaste plek volgens een regelmatige ordening en met kleine onderlinge afstand, maar kunnen zich niet bewegen en staan volledig stil
B
de moleculen bevinden zich op een vaste plek volgens een regelmatige ordening en met kleine onderlinge afstand, kunnen zich niet verplaatsen maar trillen wel op hun plek
C
de stoffen bevinden zich op een vaste plek volgens een regelmatige ordening en met kleine onderlinge afstand, maar kunnen zich niet bewegen en staan volledig stil
D
de stoffen bevinden zich op een vaste plek volgens een regelmatige ordening en met kleine onderlinge afstand, kunnen zich niet verplaatsen maar trillen wel op hun plek

Slide 5 - Quizvraag

Een korrel van een paarse vaste stof wordt in een bekerglas geplaatst. De korrel blijft op de bodem liggen.
Daarna wordt een korrel van de paarse vaste stof in een bekerglas met water gedaan. Na een poosje is de vaste stof niet meer zichtbaar, maar is de vloeistof helemaal paars. Verklaar op microniveau.
A
De vaste stof is vloeibaar geworden, waardoor de deeltjes niet meer op een vaste plek zitten en nu vrij door het bekerglas kunnen bewegen.
B
De korrel is uiteengevallen in losse moleculen, die nu omringd worden door watermoleculen. Samen kunnen de moleculen van de paarse stof en de watermoleculen vrij door het bekerglas bewegen.
C
De afstand tussen de moleculen van de paarse stof is groter geworden, waardoor de paarse stof nu een vloeistof is. Deze paarse vloeistof mengt goed met water, waardoor je een homogeen mengsel krijgt.
D
De paarse stof valt uit elkaar in kleinere stukken en kan zo gemakkelijker verdeeld worden over het water in het bekerglas, waardoor het water overal een paarse kleur krijgt.

Slide 6 - Quizvraag

Een beetje van de vloeistof ammoniak wordt in een petrischaaltje voorin het lokaal geplaatst. De leerlingen die voorin zitten ruiken de ammoniak al na 10 seconden. Leerlingen achterin ruiken het na 2 minuten ook. Verklaar op microniveau hoe het kan dat iedereen de vloeistof kan ruiken.
A
Een vloeistof kan vrij bewegen. Zo verspreidt de vloeistof zich dus langzaam over het hele lokaal.
B
Moleculen van een vloeistof kunnen vrij bewegen. Zo verspreidt de vloeistof zich dus langzaam over het hele lokaal.
C
De vloeistof verdampt en wordt gasvormig. Een gas kan helemaal vrij bewegen. Zo verspreidt het gas zich dus langzaam over het hele lokaal.
D
De afstand tussen moleculen wordt groter, waardoor de vloeistof een gas wordt. De moleculen in de gasfase kunnen uit het schaaltje bewegen en verspreiden zich over het hele lokaal.

Slide 7 - Quizvraag

De fase van stoffen kan veranderen wanneer je energie toevoegt of onttrekt.
(s) = vast
(l) = vloeibaar
(g) = gasvormig

Wanneer je energie toevoegt...
A
wordt de afstand tussen stoffen groter
B
wordt de afstand tussen moleculen groter
C
wordt de afstand tussen stoffen kleiner
D
wordt de afstand tussen moleculen kleiner

Slide 8 - Quizvraag

De fase van stoffen kan veranderen wanneer je energie toevoegt of onttrekt.
(s) = vast
(l) = vloeibaar
(g) = gasvormig

Om een stof te condenseren...
A
moet de afstand tussen stoffen groter worden
B
moet de afstand tussen moleculen groter worden
C
moet je een gasvormige stof afkoelen
D
moet je een vloeistof afkoelen

Slide 9 - Quizvraag

Hoe heet de faseverandering bij B in nevenstaand schema?
A
verdampen
B
condenseren
C
smelten
D
stollen

Slide 10 - Quizvraag

Hoe heet de faseverandering bij F in nevenstaand schema?
A
verdampen
B
condenseren
C
vervluchtigen
D
rijpen

Slide 11 - Quizvraag

Tijdens een warme douche beslaat de koude spiegel in de badkamer: er komt 'condens' op het spiegeloppervlak.
Welke letter uit nevenstaand schema hoort bij de faseverandering 'condenseren'?
A
A
B
B
C
E
D
F

Slide 12 - Quizvraag

Op een winterdag kun je na een onbewolkte (dus koude) nacht in een weiland 'rijp' zien: vast water op de grassprietjes.
Welke letter uit nevenstaand schema hoort bij de faseverandering 'rijpen'?
A
A
B
B
C
C
D
D

Slide 13 - Quizvraag

Drie uitspraken over nevenstaande afbeelding van een scheidingsmethode:
i) A is een mengsel, B en C zijn zuivere
stoffen
ii) alcohol heeft een hoger kookpunt dan
water
iii) de scheidingsmethode is indampen
A
alle uitspraken zijn waar
B
alleen uitspraak i is waar
C
alleen uitspraak iii is waar
D
geen van de uitspraken is waar

Slide 14 - Quizvraag

Molecuulmodellen kunnen ook worden gebruikt om scheidingsmethoden op microniveau weer te kunnen geven.
Welke scheidingsmethode staat in nevenstaande afbeelding weergegeven?
A
adsorptie
B
extractie
C
filtratie
D
bezinken en afgieten

Slide 15 - Quizvraag

Drie uitspraken over het absolute nulpunt:
i) het absolute nulpunt is bij 0 graden
Celsius
ii) bij een temperatuur van 0 Kelvin trillen
de moleculen niet meer
iii) het absolute nulpunt is de laagst
mogelijke temperatuur; < 0 K kan niet
A
alle uitspraken zijn waar
B
uitspraken i en ii zijn waar, uitspraak iii is onwaar
C
uitspraken ii en iii zijn waar, uitspraak i is onwaar
D
geen van de uitspraken zijn waar

Slide 16 - Quizvraag

Reken een temperatuur van 25 graden Celsius om naar een temperatuur in Kelvin. Geef je antwoord in twee decimalen (en zonder vermelding van K).

Slide 17 - Open vraag

Reken een temperatuur van 100 K om naar een temperatuur in graden Celsius. Geef je antwoord in twee decimalen (en zonder vermelding van eenheid).

Slide 18 - Open vraag

Gegeven nevenstaande begin- en eindsituatie op microniveau.
Wat voor een soort scheikundig proces wordt hier weergegeven?
A
scheidingsmethode
B
faseverandering
C
chemische reactie

Slide 19 - Quizvraag

Gegeven nevenstaande begin- en eindsituatie op microniveau.
Wat voor een soort scheikundig proces wordt hier weergegeven?
A
scheidingsmethode
B
faseverandering
C
chemische reactie

Slide 20 - Quizvraag

Gegeven nevenstaande begin- en eindsituatie op microniveau.
Wat voor een soort scheikundig proces wordt hier weergegeven?
A
scheidingsmethode
B
faseverandering
C
chemische reactie

Slide 21 - Quizvraag