Je moet primaire en secundaire geslachtskenmerken kunnen noemen bij jongens en bij meisjes.
Ook moet je de lichamelijke, geestelijke en sociale veranderingen in de puberteit kunnen aangeven.
Slide 2 - Tekstslide
Wat zijn de primaire geslachtskenmerken?
Jongens:
Meisjes:
Wat zijn de secundaire geslachtskenmerken?
Jongens:
borsthaar, baardgroei
Zwaardere stem
Gespierde lichaamsbouw
Meisjes:
Borsten
Brede heupen
Ronde lichaamsvormen
Balzak
Penis
Schaamlippen
Vagina
Slide 3 - Tekstslide
Wat zijn lichamelijke veranderingen in de puberteit?
Snelle groei (groeispurt)
Secundaire geslachtskenmerken
Hypofyse vormt bepaalde hormonen waardoor de voortplantingsorganen gaan functioneren
Slide 4 - Tekstslide
Wat zijn geestelijke veranderingen in de puberteit?
Meer belangstelling voor anderen
Verliefdheid
Seksualiteit
Wat zijn sociale veranderingen in de puberteit?
Zelstandiger opstellen
Graag deeluitmaken van een groep
Soms last van nare gevoelens (onzekerheid, eenzaamheid)
Slide 5 - Tekstslide
Slide 6 - Tekstslide
Doelstelling 2
Je moet de delen van het voortplantingsstelsel van een man kunnen noemen met hun functies en kenmerken.
Let op! Deze moet je in een afbeelding ook kunnen aangeven.
Slide 7 - Tekstslide
Balzak:
Teelballen:
Bijballen:
Zaadleiders:
Zaadblaasjes:
Prostaat:
Urinebuis:
Penis:
Zwellichamen:
Eikel:
Voorhuid:
Huidplooi om de eikel
Vangt prikkels op die kunnen leiden tot een orgasme
Brengen de penis in erectie
Sperma inbrengen in een vagina
Vervoert urine en sperma. Sperma bestaat uit zaadcellen en vocht uit de zaadblaasjes en prostaat
Voegen vocht en voedingsstoffen aan de zaadcellen toe
Vervoeren zaadcellen
Slaan zaadcellen tijdelijk op
Vormen zaadcellen onder invloed van stimulerende hormonen uit de hypofyse.
huidplooi waarin teelballen en bijballen liggen. Temperatuur is iets lager dan de rest van het lichaam, dit is gunstig voor de ontwikkeling van de zaadcellen.
Voegt vocht aan de zaadcellen toe
Slide 8 - Tekstslide
Balzak: huidplooi waarin teelballen en bijballen liggen. Temperatuur is iets lager dan de rest van het lichaam, dit is gunstig voor de ontwikkeling van de zaadcellen.
Teelballen: Vormen zaadcellen onder invloed van stimulerende hormonen uit de hypofyse. Bijballen: Slaan zaadcellen tijdelijk op
Zaadleiders: Vervoeren zaadcellen
Zaadblaasjes: Voegen vocht en voedingsstoffen aan de zaadcellen toe
Prostaat: Voegt vocht aan de zaadcellen toe
Urinebuis: Vervoert urine en sperma. Sperma bestaat uit zaadcellen en vocht uit de zaadblaasjes en prostaat
Penis: Sperma inbrengen in een vagina
Zwellichamen: Brengen de penis in erectie
Eikel: Vangt prikkels op die kunnen leiden tot een orgasme Voorhuid: Huidplooi om de eikel
Slide 9 - Tekstslide
Slide 10 - Tekstslide
Doelstelling 3
Je moet delen van het voortplantingsstelsel van een vrouw kunnen noemen met hun functies en kenmerken.
Let op! Deze moet je ook in een afbeelding aan kunnen geven.
Slide 11 - Tekstslide
Kleine schaamlippen:
Grote schaamlippen:
Clitoris:
Maagdenvlies:
Eierstokken:
Eileiders:
Baarmoeder:
Vagina:
Hierin komt sperma bij geslachtsgemeenschap. Bij menstruatie worden stukjes baarmoederslijmvlies, slijm en bloed via de vagina verwijderd. Bij de geboorte komt het kind via de vagina ter wereld.
Hierin vindt de ontwikkeling van het embryo plaats. Heeft een dikke gespierde wand die met slijmvlies is bekleed.
Vangt prikkels op die kunnen leiden tot een orgasme
Een randje weefsel aan het begin van de vagina
Hierin vindt de ontwikkeling van eicellen plaats
Vervoeren eicellen. Hierin vindt ook de bevruchting plaats
Liggen om de kleine schaamlippen
Produceren slijm waardoor de toegang tot de vagina glad wordt.
Slide 12 - Tekstslide
Eierstokken: Hierin vindt de ontwikkeling van eicellen plaats
Eileiders: Vervoeren eicellen. Hierin vindt ook de bevruchting plaats
Baarmoeder: Hierin vindt de ontwikkeling van het embryo plaats. Heeft een dikke gespierde wand die met slijmvlies is bekleed.
Vagina: Hierin komt sperma bij geslachtsgemeenschap. Bij menstruatie worden stukjes baarmoederslijmvlies, slijm en bloed via de vagina verwijderd. Bij de geboorte komt het kind via de vagina ter wereld.
Kleine schaamlippen: Produceren slijm waardoor de toegang tot de vagina glad wordt.
Grote schaamlippen: Liggen om de kleine schaamlippen
Clitoris: Vangt prikkels op die kunnen leiden tot een orgasme
Maagdenvlies: Een randje weefsel aan het begin van de vagina
Slide 13 - Tekstslide
Slide 14 - Tekstslide
Doelstelling 4
Je moet de kenmerken van zaadcellen en eicellen kunnen benoemen.
Slide 15 - Tekstslide
Zaadcellen
Erg klein
Kunnen zelf bewegen (met de zweepstaart)
Bevatten geen reservevoedsel
Vele miljoenen per zaadlozing
Eicellen
In verhouding groot
Kunnen niet zelf bewegen
Bevatten veel reservevoedsel
Meestal 1 eicel per 4 weken
Slide 16 - Tekstslide
Doelstelling 5
Je moet kunnen beschrijven wat ovulatie en menstruatie is en kunnen aangeven wanneer deez processen in de menstruatiecyclus plaatsvinden.
Denk ook aan vragen als: op 30 juni is Janneke met haar menstruatiecyclus begonnen, op welke datum is haar vorige ovulatie geweest? 15 juni
Slide 17 - Tekstslide
Ovulatie (eisprong):
Menstruatie:
Menstruatiecyclus:
Het vrijkomen van een eicel uit een eierstok. Na ovulatie blijft een eicel 12-24 uur in leven. Daarna wordt de eicel in de eierstok afgebroken.
Het afstoten van een deel van het baarmoederslijmvlies wanneer een eicel niet bevrucht is.
Ovulatie vindt meestel ongeveer om de 4 weken plaats. Menstruatie vindt gemiddeld 14 dagen na de ovulatie plaats (als de eicel niet is bevrucht) en duurt ongeveer 4 dagen.
Als menstruatie dag 1 is, dan is de ovulatie op dag 14.
Slide 18 - Tekstslide
Ovulatie (eisprong): Het vrijkomen van een eicel uit een eierstok. Na ovulatie blijft een eicel 12-24 uur in leven. Daarna wordt de eicel in de eierstok afgebroken.
Menstruatie:Het afstoten van een deel van het baarmoederslijmvlies wanneer een eicel niet bevrucht is.
Menstruatiecyclus: Ovulatie vindt meestel ongeveer om de 4 weken plaats.
Menstruatie vindt gemiddeld 14 dagen na de ovulatie plaats (als de eicel niet is bevrucht) en duurt ongeveer 4 dagen.
Als menstruatie dag 1 is, dan is de ovulatie op dag 14.
Slide 19 - Tekstslide
Slide 20 - Tekstslide
Doelstelling 6
Je moet kunnen omschrijven welke veranderingen er in het lichaam van een vrouw optreden, nadat bevruchting heeft plaatsgevonden.
Slide 21 - Tekstslide
Zaadcellen blijven 2-3 dagen na een zaadlozing in leven en bewegen via de vagina en baarmoeder naar de eileiders.
Bevruchting:
Het samensmelten van de kern van een zaadcel met de kern van een eicel
Vindt plaats in de eileider
Een eicel kan slechts door 1 zaadcel bevrucht worden. De buitenste laag van de eicel wordt nadat de kop van een zaadcel is binnengedrongen ondoordringbaar.
Een bevruchte eicel deelt zich een aantal keren. Het klompje cellen dat zo ontstaat, wordt naar de baarmoeder vervoerd.
Slide 22 - Tekstslide
Innesteling:
Het klompje cellen zet zicht vast in het baarmoederslijmvlies
In de eerste weken zorgt het baarmoederslijmvlies voor de voeding. Het klompje cellen groeit uit tot een embryo
Vanaf de 8e week wordt het een foetus genoemd
Daarna ontstaat in de baarmoederwand de placenta
Tijdens de zwangerschap:
Treden geen menstruaties (en geen ovulaties) op .
Ontwikkelen de melkklieren in de borsten zich, waardoor de borsten groter worden.
Slide 23 - Tekstslide
Slide 24 - Tekstslide
Belangrijke afbeeldingen uit je boek
Van de behandelde doelstellingen: afbeelding 9, 14, 16, 21 en 27
Volgende doelstelling: afbeeding 34, 45, 48, 50, 51, 53, 60, 66 en 67