5.3 Infectieziekten

5.3 Infectieziekten
1 / 42
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 3

In deze les zitten 42 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 4 videos.

Onderdelen in deze les

5.3 Infectieziekten

Slide 1 - Tekstslide

Planning
  • Herhaling
  • Leerdoelen
  • Uitleg
  • Zelfstandig werken
  • Volgende keer

Slide 2 - Tekstslide

Wat is acne?
A
acne is hetzelfde als talg
B
acne is hetzelfde als jeugdpuistjes
C
acne is hetzelfde als zweet
D
acne is hetzelfde als bacteriën

Slide 3 - Quizvraag

Waar zitten nuttige bacteriën?
A
in de darmen
B
op de huid
C
op de huid en in de maag
D
in de darmen en op de huid

Slide 4 - Quizvraag

Welke huidlaag wordt aangetast door een voetschimmel?
A
onderhuids bindweefsel
B
lederhuid
C
kiemlaag
D
hoornlaag

Slide 5 - Quizvraag

Je kunt afkoelen door te zweten. Op welke andere manier zorgt de huid voor afkoeling?
A
de haartjes gaan rechtop staan
B
de bloedvaatjes worden smaller
C
de bloedvaatjes worden wijder
D
de talgkliertjes maken meer talg

Slide 6 - Quizvraag

Hoe wordt huidkanker veroorzaakt?
A
uv-straling beschadigt de cellen in de kiemlaag
B
hier word je mee geboren
C
de warmte van de zon beschadigt de cellen
D
uv-straling beschadigt cellen in de hoornlaag

Slide 7 - Quizvraag

Waardoor ontstaan puistjes?
A
door het eten van veel chocolade
B
doordat je je niet goed wast
C
vanwege de hormoon-huishouding
D
door veel vet te eten

Slide 8 - Quizvraag

Wratten worden veroorzaakt door een...
A
virus
B
schimmel
C
bacterie

Slide 9 - Quizvraag

Welke stof zorgt ervoor dat de huid soepel blijft?
A
pigment
B
talg
C
vitamine D
D
zweet

Slide 10 - Quizvraag

Leerdoelen
  • Hoe word je beter?
  • Waarom krijg je koorts?
  • Waarvoor is inenten nodig?

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Video

Waar denk je aan bij deze afbeelding?

Slide 13 - Open vraag

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Bacteriën maken je ziek door
A
Het stuk maken van de celwand
B
Het verteren van teveel eten
C
Uitscheiden van giftige stoffen
D
Uitscheiden van teveel goede stoffen

Slide 17 - Quizvraag

Slide 18 - Tekstslide

Hoe word je ziek van een virus?
A
hij maakt gifstoffen
B
hij doodt je cellen

Slide 19 - Quizvraag

Slide 20 - Video

Slide 21 - Tekstslide

Zet de afbeeldingen van het verloop van een infectieziekte in de goede volgorde.

Slide 22 - Sleepvraag

Hoe heet de fase bij een infectieziekte waarbij je je nog niet ziek voelt maar wel al ziekteverwekkers in je lichaam hebt?
A
Diagnose
B
Besmetting
C
Genezing
D
Incubatietijd

Slide 23 - Quizvraag

Wat is een infectie?
A
Kan ontstaan door organismen die je met het blote oog kunt zien
B
Het is een ontsteking
C
Kan ontstaan door bacteriën
D
Het is het binnendringen van ziekteverwekkende micro-organismen in je lichaam

Slide 24 - Quizvraag

Hoe heet de fase bij een infectieziekte waarbij je je nog niet ziek voelt maar wel al ziekteverwekkers in je lichaam hebt?
A
Diagnose
B
Besmetting
C
Genezing
D
Incubatietijd

Slide 25 - Quizvraag

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Link

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Video

Infectieziekten zijn ziekten waarmee je anderen kunt besmetten.
A
waar
B
niet waar

Slide 30 - Quizvraag

Ziekteverwekkers veroorzaken...
A
Infectie
B
Genezing
C
Hoofdpijn
D
Diagnose

Slide 31 - Quizvraag

Slide 32 - Tekstslide

Zet de plaatjes onder de goede tekst.
De ziekteverwekker dringt het lichaam binnen.
Bepaalde witte bloedcellen produceren antistoffen.
De antistoffen hechten zich aan de lichaamsvreemde stof op het oppervlak van de ziekteverwekker.
De ziekteverwekker is met antistoffen bedekt en daardoor onschadelijk gemaakt.

Slide 33 - Sleepvraag

Slide 34 - Video

Witte bloedcellen kunnen bacteriën insluiten.

A
ja
B
nee

Slide 35 - Quizvraag

Slide 36 - Tekstslide

Wat betekent het als je immuun bent voor een ziekte?

Slide 37 - Open vraag

Waarvoor is inenten nodig?

Slide 38 - Tekstslide

Wat is vaccineren
A
Een prikje zodat het virus doodgaat
B
Een prikje zodat je het virus niet kunt krijgen
C
Een prikje met nepvirus, zodat je niet ziek kunt worden
D
een prikje met nagemaakt virus zodat je witte bloedcellen het echte virus kunnen herkennen

Slide 39 - Quizvraag

Slide 40 - Tekstslide

Kun je antibiotica nemen tegen het griepvirus? Leg je antwoord uit.

Slide 41 - Open vraag

Slide 42 - Tekstslide