In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
Herhaling H6
Slide 1 - Tekstslide
Gambia is een arm land van Afrika. Het land telt 6,2 miljoen inwoners. Het nationaal inkomen van Gambia is € 8,25 miljard. Bereken het inkomen per hoofd van de bevolking van Gambia. Rond je antwoord af op hele euro’s.
Slide 2 - Open vraag
Het inkomen per hoofd van de bevolking is in Bosnië ongeveer even hoog als in Indonesië. Toch hebben de inwoners van Bosnië en Indonesië niet dezelfde welvaart. Dat komt onder andere doordat de prijzen in het ene land lager zijn dan in het andere land. Wat kan het verschil in welvaart nog meer verklaren?
Slide 3 - Open vraag
Wat zijn nog twee dingen die je vaak ziet in ontwikkelingslanden, behalve dat mensen er niet veel geld verdienen?
Slide 4 - Open vraag
In arme landen gebeurt het vaak dat de regering en bedrijven niet eerlijk zijn, dat noemen we corruptie. Kun je met een voorbeeld uitleggen waarom dit ervoor zorgt dat deze landen economisch achterlopen op rijke landen?
Slide 5 - Open vraag
Een vrouw in Kenia heeft een microkrediet afgesloten. Ze leent €36 om zaden en meststoffen te kopen. Per week betaalt ze €0,90 Kaan aflossing en €0,10 aan rente. Ze betaalt alles netjes volgens afspraak terug. Bereken: Na hoeveel weken ze de lening heeft terugbetaald. De totale kredietkosten.
Slide 6 - Open vraag
Op welke manier komen goededoelenorganisaties zoals Oxfam Novib en Cordaid vooral aan geld?
Slide 7 - Open vraag
Een bedrijf produceert in een arm land en investeert in het plaatselijke onderwijs. Dit bedrijf doet aan maatschappelijk verantwoord ondernemen.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 8 - Quizvraag
In ontwikkelingslanden zijn vaak goede afspraken over arbeidstijden en het minimumloon.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 9 - Quizvraag
In ontwikkelingslanden zijn er strenge milieuregels voor de productie door bedrijven.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 10 - Quizvraag
In India werken veel vrouwen in textielfabrieken. Ze spenderen lange uren per dag aan het werk en verdienen maar net genoeg om hun gezin te onderhouden. Anderzijds zijn er vrouwen die een eigen bedrijfje proberen op te zetten met behulp van een microkrediet. Hiermee kunnen ze bijvoorbeeld naaimachines kopen om kleding te maken of te repareren voor klanten.
Geef een voordeel en een nadeel voor vrouwen die proberen hun inkomen te verdienen met een eigen bedrijfje. (KB)
Slide 11 - Open vraag
Leg uit waarom producten met een fairtradekeurmerk duurder zijn dan producten zonder een fairtradekeurmerk.
Slide 12 - Open vraag
Ontwikkelingslanden hebben vaak een monocultuur. Noem een reden waardoor de exportinkomsten van landen met een monocultuur kunnen tegenvallen.