Vervoer

Thema: Grondstoffen 
Blok 2: Vervoer 
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
Mens & MaatschappijMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Thema: Grondstoffen 
Blok 2: Vervoer 

Slide 1 - Tekstslide

Waar gaat dit blok over?

Koning Willem I wilde meer welvaart in Nederland. Hij liet kanalen graven en spoorwegen aanleggen. Door nieuwe uitvindingen in het vervoer werd reizen makkelijker en sneller. Zo kregen de mensen contact met mensen uit andere dorpen, steden en provincies. Nederland werd één land.

Slide 2 - Tekstslide

Infrastructuur 
Koning Willem I wilde in NL ook fabrieken, spoorwegen en stoommachines. Hij had in Engeland gewoond. 
Hij verbeterde eerst de infrastructuur in Nederland. 
Hij liet wegen en kanalen aanleggen. 

Slide 3 - Tekstslide

Infrastructuur

Slide 4 - Woordweb

Infrastructuur
= Alle voorzieningen die nodig zijn om personen, goederen of informatie te vervoeren. 
Autowegen, spoorwegen, waterwegen, vliegvelden en internet zijn voorbeelden van infrastructuur.

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Video

Leg uit waarom Willem I de infrastructuur wilden verbeteren.

Slide 7 - Open vraag

Geef een voorbeeld hoe Willem I de infrastructuur verbeterde.

Slide 8 - Open vraag

Tol betalen - vroeger 

Slide 9 - Tekstslide

Tol betalen - nu

Slide 10 - Tekstslide

De wegen 
Vroeger waren de wegen particulier bezit= Eigendom van een persoon of bedrijf. Er werd tol gevraagd als je de wegen wilde gebruiken. Dit kostte veel tijd en geld voor een reiziger. 
Tegenwoordig worden bijna alle wegen betaalt van belastinggeld. Er is alleen nog tol in Nederland bij een brug en twee tunnels.

Slide 11 - Tekstslide

Wat is tol?
A
Belasting voor het gebruiken van een weg.
B
Iets wat je leuk vind
C
Het invullen van papieren om een weg te gebruiken
D
Een weg die niet gebruikt kan worden

Slide 12 - Quizvraag

Slide 13 - Video

Wat veranderde er in Nederland door de komst van de (stoom)trein?

Slide 14 - Open vraag

Spoorlijnen 
Na de eerste spoorlijn uit 1839 duurde het 30 jaar voordat er een netwerk kwam. Was nodig voor de fabrieken die kwamen (we gingen achterlopen op de buurlanden). 
NL heeft weinig steenkool en ijzererts in de grond, moest worden geïmporteerd = Goederen en diensten kopen in een ander land.

Slide 15 - Tekstslide

Waarom moest Nederland veel steenkool en ijzererts importeren?
A
Dat was goedkoper
B
We hebben zelf niet veel ijzer en steenkool in de grond
C
Dat was nodig voor de treinen en spoorwegen
D
Dan konden we dit makkelijk verkopen aan andere landen

Slide 16 - Quizvraag

Waar ben je trots op als je denkt aan Nederland?

Slide 17 - Woordweb

Nationalisme 
Willem I vond dat Nederlanders zich verbonden moesten voelen met Nederland en trots moesten zijn. Hij beschermde belangrijke gebouwen, liet standbeelden bouwen van belangrijke mensen. Hij stelde ook de Nederlandse taal verplicht in het onderwijs. Na de afscheiding van België in 1830 groeide het nationalisme onder de Nederlanders. 

Slide 18 - Tekstslide

Wat is Nationalisme?
A
Strijd om welk land de meeste wapens heeft.
B
Strijd om welk land het meeste gebied in zijn bezig heeft.
C
Voorliefde en trots op je eigen land en volk
D
Het samenwerken tussen verschillende landen.

Slide 19 - Quizvraag