In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
Socialiseren
Je pakt je laptop. Deze laat je dicht.
timer
5:00
Slide 1 - Tekstslide
Lesopbouw
Woordenschat hfdst. 2
Leerdoel
Korte instructie
Verlengde instructie
Evaluatie
Afsluiting les
Slide 2 - Tekstslide
Leerdoel
Je herkent officieel taalgebruik en je kunt dit begrijpen.
Slide 3 - Tekstslide
OFFICIEEL TAALGEBRUIK
(FORMEEL)
In officiële brieven,
formulieren en teksten
wordt vaak
formele taal
gebruikt.
Slide 4 - Tekstslide
OFFICIEEL TAALGEBRUIK
(FORMEEL)
Lees formele teksten goed. De schrijver gebruikt namelijk ingewikkelde zinnen en moeilijke woorden. Kijk of je snapt wat de schrijver wil zeggen. Vaak staat er een synoniem dat je al kent of wordt er een omschrijving van de lastige woorden gegeven.
Slide 5 - Tekstslide
Noteer een synoniem voor de woorden tussen haakjes:(Gebruik zo nodig het woordenboek) Heb jij je Engelse brief (reeds) gemaakt?
Slide 6 - Open vraag
Noteer een synoniem voor de woorden tussen haakjes:
Fietsers kunnen (beperkt) gebruikmaken van het voetpad, zolang de stratenmakers op het fietspad bezig zijn.
Slide 7 - Open vraag
Noteer een synoniem voor de woorden tussen haakjes:
Automobilisten (ondervinden) nog steeds (hinder) van de afsluiting van de A4.
Slide 8 - Open vraag
Noteer een synoniem voor de woorden tussen haakjes:
Na alle rellen in het uitgaansgebied in Amsterdam is de politie ieder weekeinde (present) om (ongeregeldheden) te voorkomen.
Slide 9 - Open vraag
Noteer een synoniem voor de woorden tussen haakjes:
Ik wil je (te allen tijde) wel helpen met je boekpresentatie.
Slide 10 - Open vraag
Noteer een synoniem voor de woorden tussen haakjes:(Gebruik zo nodig het woordenboek) Leerlingen mogen geen gebruik maken van de koffieautomaat, maar deze situatie is niet (permanent).
Slide 11 - Open vraag
Lees de tekst.
Slide 12 - Tekstslide
Welk werkwoord hoort bij overeenkomst? Wat betekent dat werkwoord?
Slide 13 - Open vraag
Welke omschrijving van cruciaal vind je in de tekst?
Slide 14 - Open vraag
Iemand in de gelegenheid stellen betekent:
A
iemand aan werk helpen
B
iemand de mogelijkheid geven
C
iemand opleiding
D
iemand verplichten
Slide 15 - Quizvraag
Welk woord in de tekst is tegengesteld aan plichten? Noteer de betekenis van beide woorden.
Slide 16 - Open vraag
Opdrachten hfdst. 2
Opdrachten afronden deze les en de volgende (5e uur).
Je kunt de opdrachten van hfdst. 1 nog afronden?
timer
20:00
Slide 17 - Tekstslide
Evaluatie les
Heb je je leerdoel behaald?
Volgende week 2 lessen voor Woordenschat hfdst. 3
Vrijdag 18 november P.T.A. hfdst. 1, 2 en 3 (zie SOM)