H 3 p.2 + p.3 BBL

Een bedrag waarvan je een bepaald soort uitgaven moet doen.
A
financiering
B
budget
C
polis
1 / 15
volgende
Slide 1: Quizvraag
EconomieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Een bedrag waarvan je een bepaald soort uitgaven moet doen.
A
financiering
B
budget
C
polis

Slide 1 - Quizvraag

Het op elkaar afstemmen van de inkomsten en uitgaven.
A
budgetteren
B
financieren
C
inkomen

Slide 2 - Quizvraag

Het verschuiven van toekomstige koopkracht naar het heden.
A
lenen
B
financiering
C
krediet

Slide 3 - Quizvraag

Een lening.
A
inkomen
B
budget
C
krediet

Slide 4 - Quizvraag

De periode waarin geld wordt geleend of geld op een spaarrekening
A
polis
B
looptijd
C
krediet

Slide 5 - Quizvraag

Geld opzijleggen voor bepaalde uitgaven.
A
budgetteren
B
restwaarde
C
reserveren

Slide 6 - Quizvraag

De prijs die een product na gebruik opbrengt.
A
polis
B
restwaarde
C
financiering

Slide 7 - Quizvraag

Het verschuiven van bestaande koopkracht naar de toekomst.
A
sparen
B
termijn
C
financiering
D
polis

Slide 8 - Quizvraag

Het bedrag dat iemand regelmatig moet betalen.
A
inkomen
B
termijn
C
restwaarde
D
reserveren

Slide 9 - Quizvraag

Seema en Tim praten over sparen. Seema zegt: 'Door te sparen verschuift je koopkracht naar de toekomst.' Tim zegt: 'Je kunt tegenvallers ook verzekeren.' Wie heeft er gelijk?
A
Seema
B
Tim
C
Seema en Tim allebei

Slide 10 - Quizvraag

Wanneer is de rente het hoogst?
Vink twee antwoorden aan.
A
Als je ook nog andere bankrekeningen hebt.
B
Bij een langere spaarperiode.
C
Bij een laag rentepercentage.
D
Bij een hoog spaarbedrag.

Slide 11 - Quizvraag

Tim en Josje hebben samen € 15.000 spaargeld. De rente is 3% per jaar. Hoeveel rente krijgen ze gedurende vier jaren?
A
€ 450
B
€ 1.800
C
€ 1.250

Slide 12 - Quizvraag

Seema heeft € 1.200 spaargeld. De rente is 2,5% per jaar. Hoeveel rente krijgt ze per maand?
A
€2,50
B
€ 30
C
€ 15

Slide 13 - Quizvraag

Waardoor wordt het leenbedrag van de lening kleiner?
A
Door betalen van rente.
B
Door betalen van aflossing.
C
Door de hoogte van het percentage.

Slide 14 - Quizvraag

Seema mag 'rood' staan op haar rekening. Wat is een voordeel van deze vorm van krediet?
A
Zij kan dan haar rekeningen blijven betalen.
B
Zij moet dan rente betalen.
C
Zij kan dan niet sparen.

Slide 15 - Quizvraag