V2 14juni

1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

What are we going to do?
Discuss ex. 2 + 8 + 9, page 212
Adjectives & Adverbs (studybox page 231)

Slide 2 - Tekstslide


Adjectives and Adverbs

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Adjective  >> Bijvoeglijk naamwoorden
  • Een adjective zegt iets over een zelfstandig naamwoord (noun
    >  The old man.               Old zegt iets over man
    >  The pink hat.               Pink zegt iets over hat

  • Een adjective staat meestal direct voor de noun. Maar soms ook erna.
    >  The man is old.
    >  The hat is pink

Slide 5 - Tekstslide

Adverb>> Bijwoord
  • Een adverb zegt iets over een bijvoeglijk naamwoord (adjective), een werkwoord (verb) of een ander bijwoord (adverb)
    >  She swims quickly.               quickly zegt iets over het werkwoord swims.  > How
    >  He ran yesterday.                 Yesterday zegt iets over het werkwoord ran  > When

  • Adverbs komen meestal achter het woord waar het iets over zegt. 
  • Adverbs vertellen ons: hoe, waar, wanneer, waarom, hoe vaak, hoe regelmatig/veel
  • Adverbs eindigen meestal, maar niet altijd, in -ly

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

It is really hot today!
really = adverb
hot = adjective
today = noun

adverbs modify adjectives, verbs or other adverbs.

In this case really tells you how hot

Slide 9 - Tekstslide

He is wearing old pants.
Wearing = verb
Old = adjective 
Pants = Noun 

Adjectives modify nouns.

Slide 10 - Tekstslide

My brother can ... finish this game.
A
easy
B
easily

Slide 11 - Quizvraag

Megan plays the piano quite ...
A
good
B
well

Slide 12 - Quizvraag

Those new speakers I've got sound ...
A
amazing
B
amazingly

Slide 13 - Quizvraag


Madonna is a ... singer.
A
Terribly
B
Terrible

Slide 14 - Quizvraag

Adjective or Adverb?
He is wearing ____ pants.
A
Old
B
Elderly

Slide 15 - Quizvraag

Adjective or Adverb?
It is _____ hot today!
A
Real
B
Really

Slide 16 - Quizvraag

Adjectives and adverbs
The garden is .....
A
beautiful > adjective
B
beautifully > adverb

Slide 17 - Quizvraag

Adjectives & adverbs:
She put her glasses down ...
A
careful > adjective
B
carefully > adverb

Slide 18 - Quizvraag

Adjectives and adverbs
They make ......... bread.
A
deliciously
B
delicious

Slide 19 - Quizvraag

Adjectives and adverbs
She dances ......
A
wonderful
B
wonderfully

Slide 20 - Quizvraag

Adjectives and adverbs
That is a ...... dog
A
beautiful
B
beautifully

Slide 21 - Quizvraag

Adjectives and adverbs
Maureen played .... and lost the game.
A
bad
B
badly

Slide 22 - Quizvraag

Adjectives and adverbs
This is an .... difficult game.
A
incredibly
B
incredible

Slide 23 - Quizvraag

Weet je al voldoende van de adverbs en adjectives en heb je deze quiz met gemak kunnen maken
A
Ja, deze quiz was een makkie
B
Nee ik moet nog meer leren
C
Het was te doen, extra uitleg nodig.
D
Ik snap er niets van!

Slide 24 - Quizvraag

Please do ex. 4 tm 6 lesson 5
Study for test

Slide 25 - Tekstslide