Les 10 - De samengestelde zin

Les 10
Samengestelde zin
1 / 51
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsSecundair onderwijs

In deze les zitten 51 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Les 10
Samengestelde zin

Slide 1 - Tekstslide

Enkelvoudige vs
samengestelde
zin?

Slide 2 - Woordweb

Je vermaakt je met je favoriete tv-vriendjes in deze app.
A
Enkelvoudige zin
B
Samengestelde zin

Slide 3 - Quizvraag

Daarna hoef je niets te doen, want je lidmaatschap wordt automatisch verlengd.
A
Enkelvoudige zin
B
Samengestelde zin

Slide 4 - Quizvraag

Enkelvoudige en samengestelde zin

Oefening 2 op p. 121

Onderstreep de persoonsvormen in elke zin.


Slide 5 - Tekstslide

Je vermaakt je met je favoriete tv-vriendjes in deze app.

Persoonsvorm?
A
favoriete
B
deze app
C
vermaakt

Slide 6 - Quizvraag

Met deze supertoffe app verveel je je nooit meer!

Persoonsvorm?
A
verveel
B
je
C
meer

Slide 7 - Quizvraag

Hoe meer je kijkt, hoe beter de app weet wat jou interesseert.

Persoonsvorm?
A
meer
B
kijkt, weet en interesseert
C
beter en interesseert
D
meer en interesseert

Slide 8 - Quizvraag

Daarna hoef je niets te doen, want je lidmaatschap wordt automatisch verlengd.

Persoonsvorm?
A
hoef en wordt
B
hoef en doen
C
wordt en verlengd

Slide 9 - Quizvraag

Er zijn geen langlopende contracten of annuleringskosten, want dat vinden wij zelf ook erg vervelend.

Persoonsvorm?
A
vinden en vervelend
B
zijn en vervelend
C
zijn en vinden

Slide 10 - Quizvraag

Enkelvoudige vs samengestede zin (p. 121)
  • Enkelvoudige zin = een zin met slechts één persoonsvorm

--> Saaie momenten zul je niet meer beleven.

  • Samengestelde zin = zin met twee of meer persoonsvormen
               = meerdere (deel)zinnen
                                                    = deelzinnen worden verbonden door voegwoorden, betrekkelijke voornaamwoorden of leestekens

--> Je kunt aan de slag nadat je je hebt geregistreerd en het lidgeld hebt betaald.

Slide 11 - Tekstslide

Enkelvoudige en samengestelde zin

Oefening 3 op p. 121



Slide 12 - Tekstslide

Je kunt door het aanbod bladeren of je kunt je favoriete titels opzoeken.

Welk woord verbindt beide zinnen?
A
door
B
of
C
kunt

Slide 13 - Quizvraag

Elk gezinslid bekijkt series en films die hij leuk vindt.

Welk woord verbindt de beide zinnen?
A
bekijkt
B
die
C
en

Slide 14 - Quizvraag

Daarna hoef je niets te doen, want je lidmaatschap wordt automatisch verlengd.

Welk woord verbindt de beide zinnen?
A
daarna
B
hoef
C
want
D
wordt

Slide 15 - Quizvraag

Je kunt eenvoudig online opzeggen, omdat wij efficiëntie erg belangrijk vinden.

Welk woord verbindt de beide zinnen?
A
omdat
B
kunt
C
efficiëntie

Slide 16 - Quizvraag

Bij welke zinnen krijg je twee enkelvoudige, goede zinnen als je het verbindingswoord schrapt?

Slide 17 - Open vraag

Enkelvoudige en samengestelde zin

Oefening 3 op p. 121

Vraag b

- Zin 1 en zin 3



Slide 18 - Tekstslide

Nevenschikking en onderschikking
  • Samengestelde zin met nevenschikking = twee of meer zinnen worden verbonden met: 
- een nevenschikkend voegwoord = en/of/maar/want/dus...

OF 
- een komma

==> Twee zinnen die op zichzelf kunnen bestaan

Bv. Ik wist niet welke kleren te kiezen en ik bleef maar twijfelen.

Ik wist niet welke kleren te kiezen. Ik bleef maar twijfelen.

Slide 19 - Tekstslide

Nevenschikking en onderschikking
  • Samengestelde zin met onderschikking= niet-gelijkaardige zinnen worden aan elkaar verbonden
= bijzin + hoofdzin
= bijzin wordt ingeleid door: 

- een onderschikkend voegwoord = als/dat/omdat/terwijl...

OF 
- een betrekkelijk voornaamwoord = die/dat



Ik wist niet welke kleren te kiezen. Ik bleef maar twijfelen.

Slide 20 - Tekstslide

Nevenschikking en onderschikking
  • Samengestelde zin met onderschikking

Bv. Mijn zus is altijd vrolijk wanneer het weekend begint. 

Mijn zus is altijd vrolijk = hoofdzin 
wanneer het weekend begint = bijzin
wanneer = onderschikkend voegwoord

Bv. Mijn zus, die vandaag verjaart, is altijd vrolijk. 
Mijn zus is altijd vrolijk = hoofdzin
die vandaag verjaart = bijzin
die = betrekkelijk voornaamwoord

Slide 21 - Tekstslide

Nevenschikking en onderschikking
Oefening 5 op p. 124

a = Onderstreep de persoonsvorm(en)
b = Markeer het onderwerp 
c = Omcirkel de woorden die de zinnen verbinden
d = Kruis aan of het een enkelvoudige zin of een samengestelde zin is met nevenschikking/onderschikking

Slide 22 - Tekstslide

Dat komt omdat de verschillen gigantisch zijn.

Onderwerp en persoonsvorm?

Slide 23 - Open vraag

Dat komt omdat de verschillen gigantisch zijn.
A
Enkelvoudige zin
B
Samengestelde zin met nevenschikking
C
Samengestelde zin met onderschikking

Slide 24 - Quizvraag

Nevenschikking en onderschikking
Oefening 5 op p. 124

 - Dat komt omdat de verschillen gigantisch zijn.

= Samengestelde zin met onderschikking.

Slide 25 - Tekstslide

Is onze taal ook ‘objectief’ moeilijk voor iedereen?

Onderwerp en persoonsvorm?

Slide 26 - Open vraag

Is onze taal ook ‘objectief’ moeilijk voor iedereen?
A
Enkelvoudige zin
B
Samengestelde zin met nevenschikking
C
Samengestelde zin met onderschikking

Slide 27 - Quizvraag

Nevenschikking en onderschikking
Oefening 5 op p. 124

- Is onze taal ook ‘objectief’ moeilijk voor iedereen?

= Enkelvoudige zin

Slide 28 - Tekstslide

De regels voor ‘er’ zijn lastig, want die regels zijn talrijk.

Onderwerp en persoonsvorm?

Slide 29 - Open vraag

De regels voor ‘er’ zijn lastig, want die regels zijn talrijk.
A
Enkelvoudige zin
B
Samengestelde zin met nevenschikking
C
Samengestelde zin met onderschikking

Slide 30 - Quizvraag

Nevenschikking en onderschikking
Oefening 5 op p. 124

- De regels voor ‘er’ zijn lastig, want die regels zijn talrijk.

= Samengestelde zin met nevenschikking.

Slide 31 - Tekstslide

De woordvolgorde is helemaal een pittige uitdaging.

Onderwerp en persoonsvorm?

Slide 32 - Open vraag

De woordvolgorde is helemaal een pittige uitdaging.
A
Enkelvoudige zin
B
Samengestelde zin met nevenschikking
C
Samengestelde zin met onderschikking

Slide 33 - Quizvraag

Nevenschikking en onderschikking
Oefening 5 op p. 124

- De woordvolgorde is helemaal een pittige uitdaging.

= Enkelvoudige zin

Slide 34 - Tekstslide

Je zult het zelf merken als je zinnen vergelijkt.

Onderwerp en persoonsvorm?

Slide 35 - Open vraag

Je zult het zelf merken als je zinnen vergelijkt.
A
Enkelvoudige zin
B
Samengestelde zin met nevenschikking
C
Samengestelde zin met onderschikking

Slide 36 - Quizvraag

Nevenschikking en onderschikking
Oefening 5 op p. 124

- Je zult het zelf merken als je zinnen vergelijkt.

= Samengestelde zin met onderschikking

Slide 37 - Tekstslide

Bij elke zin moet je bliksemsnel die ene juiste volgorde kiezen en die keuze moet je ook nog vooraf maken.

Onderwerp en persoonsvorm?

Slide 38 - Open vraag

Bij elke zin moet je bliksemsnel die ene juiste volgorde kiezen en die keuze moet je ook nog vooraf maken.
A
Enkelvoudige zin
B
Samengestelde zin met nevenschikking
C
Samengestelde zin met onderschikking

Slide 39 - Quizvraag

Nevenschikking en onderschikking
Oefening 5 op p. 124

- Bij elke zin moet je bliksemsnel die ene juiste volgorde kiezen en die keuze moet je ook nog vooraf maken. 

= Samengestelde zin met nevenschikking

Slide 40 - Tekstslide

Zo heeft de taal geen naamvallen, bezit ze weinig verschillende werkwoordsvormen en daarnaast zijn de meervouden tamelijk regelmatig.

Onderwerp en persoonsvorm?

Slide 41 - Open vraag

Zo heeft de taal geen naamvallen, bezit ze weinig verschillende werkwoordsvormen en daarnaast zijn de meervouden tamelijk regelmatig.
A
Enkelvoudige zin
B
Samengestelde zin met nevenschikking
C
Samengestelde zin met onderschikking

Slide 42 - Quizvraag

Nevenschikking en onderschikking
Oefening 5 op p. 124

- Zo heeft de taal geen naamvallen, bezit ze weinig verschillende werkwoordsvormen en daarnaast zijn de meervouden tamelijk regelmatig. 

= Samengestelde zin met nevenschikking

Slide 43 - Tekstslide

Zodra we een accentje horen, schakelen we over op Engels.

Onderwerp en persoonsvorm?

Slide 44 - Open vraag

Zodra we een accentje horen, schakelen we over op Engels.
A
Enkelvoudige zin
B
Samengestelde zin met nevenschikking
C
Samengestelde zin met onderschikking

Slide 45 - Quizvraag

Nevenschikking en onderschikking
Oefening 5 op p. 124

- Zodra we een accentje horen, schakelen we over op Engels.

= Samengestelde zin met onderschikking

Slide 46 - Tekstslide

Herschrijf de enkelvoudige zin tot samengestelde zin met nevenschikking.

De brandweermannen droegen geen slachtoffer naar buiten. Ze droegen een pop naar buiten.

Slide 47 - Open vraag

Nevenschikking en onderschikking


- De brandweermannen droegen geen slachtoffer naar buiten, maar ze droegen een pop naar buiten.

Slide 48 - Tekstslide

Herschrijf de enkelvoudige zin tot samengestelde zin met onderschikking.

Ilona geloofde het echt. Ze reden met toeters en bellen naar de brand.

Slide 49 - Open vraag

Nevenschikking en onderschikking


- Ilona geloofde het echt omdat ze met toeters en bellen naar de brand reden.

Slide 50 - Tekstslide

OE
OE = Online oefeningen op Pelckmans Portaal --> Ga naar 'Taken'

- Les 8 Objectief en subjectief taalgebruik 
- Les 9 Tegenargumenten
- Les 10 Samengestelde zin

Slide 51 - Tekstslide