"De Romeinse soldaat was een superieure vechtmachine. Zijn doel was om in korte tijd zoveel mogelijk vijanden uit te schakelen. Werpsperen, lansen, dolken en zwaarden dienden hierbij als wapen. Om hier goed mee om te kunnen gaan, trainden de soldaten elke dag. De trainingen varieerden van zwemmen en paardrijden ot het opvolgen van bevelen en het gooien met speren. Een Romeinse soldaat had een ijzetsterke conditie. Om deze conditie op peil te houden, liepen de soldaten lange afstandsmarsen met zware bepakking. Dat was ook noodzakelijk, omdat een Romeinse soldaat tijdens een veldtocht ongeveer veertig kilometer per dag aflegde met zo'n veertig kilo aan wapenuitrusting op zijn rug. Ze droegen niet alleen wapens, maar ook hun eigen potten en pannen met zich mee. Het sterke Romeinse leger veroverde binnen een aantal eeuwen een groot rijk."