PWW3 voorbereiding
1 / 27
Lesduur is: 45 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Is dit een element of verbinding: Mg ?
A
element
B
verbinding
Slide 2 - Quizvraag
Is dit een element of verbinding: H2 ?
A
element
B
verbinding
Slide 3 - Quizvraag
Wat is de naam van NH3?
A
methaan
B
ammoniak
C
koolstofdioxide
D
zwaveldioxide
Slide 4 - Quizvraag
Wat betekent deze formule: 4 CO2 ?
A
4 koolstofdioxide-moleculen
B
4 koolstofatomen en 6 zuurstofatomen
C
8 koolstofatomen en 8 zuurstofatomen
D
4 koolstofatomen en 8 waterstofatomen
Slide 5 - Quizvraag
Hoe noem je hier het cijfer 2: 4 CO2?
A
coëfficiënt
B
index
Slide 6 - Quizvraag
Wat is de naam van P2O3?
A
difluortrioxide
B
difosfortrioxide
C
monofosfordioxide
D
trifluordioxide
Slide 7 - Quizvraag
Wat is de formule van diwaterstofmono-oxide?
A
HO2
B
N2O
C
H2O
D
NO2
Slide 8 - Quizvraag
Wat is de naam van NO?
A
stikstofdioxide
B
monostikstofmono-oxide
C
stikstofmono-oxide
D
distikstofmono-oxide
Slide 9 - Quizvraag
Wat is de molecuulmassa van H2O?
A
18,016 u
B
33,008 u
C
18,016 g
D
33,008 g
Slide 10 - Quizvraag
Wat is de molecuulmassa van koolstofdioxide?
A
28,02 u
B
30,01 u
C
44,01 u
D
56,02 u
Slide 11 - Quizvraag
N2Ox, waarbij x onbekend is, heeft een molecuulmassa van 76,02 u.
Welk getal moet x zijn?
Welk getal moet x zijn?
A
1
B
2
C
3
D
4
Slide 12 - Quizvraag
Bereken het m% waterstof in water
A
11,2%
B
66,7%
C
3,2%
D
3,05%
Slide 13 - Quizvraag
Een zuurstofatoom met massagetal 16. Hoeveel protonen bevat dit atoom?
A
16
B
8
C
6
D
32
Slide 14 - Quizvraag
Een zuurstofatoom met massagetal 16. Hoeveel elektronen bevat dit atoom?
A
16
B
8
C
6
D
32
Slide 15 - Quizvraag
Een zuurstofatoom met massagetal 16. Hoeveel neutronen bevat dit atoom?
A
16
B
8
C
6
D
32
Slide 16 - Quizvraag
Een bepaald atoom bevat 15 protonen. Welk atoom is dit?
A
stikstof
B
zuurstof
C
fosfor
D
chloor
Slide 17 - Quizvraag
Een bepaald chloor atoom bevat 20 neutronen. Wat is het massagetal?
A
17
B
18
C
35
D
37
Slide 18 - Quizvraag
Wat is een isotoop?
A
Zelfde atoom,
andere massa
B
Ander atoom,
zelfde massa
C
Zelfde atoom,
ander atoomnummer
D
Ander atoom,
zelfde atoomnummer
Slide 19 - Quizvraag
Wat reageert sneller?
A
100g ijzerpoeder bij 80 C
B
100g ijzeren plaatje bij 80 C
C
100g ijzerpoeder bij 50 C
D
100g ijzeren plaatje bij 50C
Slide 20 - Quizvraag
Maak kloppend:
...NH3 -> ...N2 + ...H2
...NH3 -> ...N2 + ...H2
A
NH3 -> 2 N2 + 3 H2
B
2 NH3 -> 3 N2 + H2
C
2 NH3 -> N2 + 3 H2
D
4 NH3 -> 2 N2 + 6 H2
Slide 21 - Quizvraag
Wat is het gevaar van een onvolledige verbranding?
A
Er ontstaat CO2
B
Er ontstaat CO
C
Er is te weinig zuurstof
D
Er kan een explosie ontstaan
Slide 22 - Quizvraag
Hoe kun je koolstofdioxide aantonen?
A
Met wit kopersulfaat, dit wordt troebel
B
Met wit kopersulfaat, dit wordt blauw
C
Met helder kalkwater, dit wordt blauw
D
Met helder kalkwater, dit wordt troebel
Slide 23 - Quizvraag
Geef de reactievergelijking voor de verbranding van C2H6
A
2 C2H6 + 7 O2 -> 4 CO2 + 6 H2O
B
C2H6 -> 2 CO2 + 3 H2O
C
C2H6 + 3 O2 -> 2 CO2 + 3 H2O
D
2 C2H6 + 5 O2 -> 4 CO + 6 H2O
Slide 24 - Quizvraag
2 Liter wijn bevat 10 V% alcohol. Hoeveel mL alcohol is dit?
A
200
B
20
C
0,2
D
2
Slide 25 - Quizvraag
1 kg spinazie bevat 50 gram aan ijzer. Hoeveel m% is dit?
A
50
B
500
C
5
D
0,5
Slide 26 - Quizvraag
De dichtheid van azijnzuur is 1,84 kg/L. Een azijnzuuroplossing (0,75L) bevat 52V% azijnzuur. Bereken hoeveel gram azijnzuur in deze oplossing zit.
A
718 g
B
1380 g
C
212 g
D
128 g
