In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Voor een goede werkwoordspelling, moet je altijd eerst een belangrijke vraag stellen. Namelijk:
Heb ik te maken met een persoonsvorm?
1. vraagzin maken
Ik neem een Big Mac.
Neem jij een Big Mac?
Martin eet liever een cheeseburger.
........................................................................................
De pv verandert van tijd:
Ik neem een Big Mac. Ik smul ervan.
Ik nam een Big Mac. Ik smulde ervan.
Sterk werkwoord, want Zwak werkwoord, want
het verandert van klank. het verandert niet van klank.
2. De pv verandert van tijd:
Ik nam een Big Mac. ............................................
Pas wel op bij bijzondere werkwoorden als: verhuizen
Je schrijft wat je hoort: sloeg, riep, brak, dacht, reed
(en je gebruikt de 'gewone' spelregels, zoals de langmaakregel!).