Machten

• Wiskunde
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 1

Ga naar socrative.com en log in met ROELOFS7672

Rekenen met machten

Pak je Ipad en aantekeningenschrift

2​3​​=

Leerdoelen

• Je weet of een macht negatief of positief wordt
• Je kan rekenen met machten en breuken

Machten met negatieve getallen

−4​2​​=

(−4)​2​​=

Machten met negatieve getallen

−4​2​​=

(−4)​2​​=

−5​2​​=

(−5)​2​​=

Machten met negatieve getallen

−4​2​​=

(−4)​2​​=

−5​2​​=

(−11)​2​​=

−11​2​​=

(−5)​2​​=

Machten met negatieve getallen

−4​2​​=

(−4)​2​​=

−5​2​​=

(−11)​2​​=

−11​2​​=

(−5)​2​​=

−2​3​​=

(−2)​3​​=

Macht + of -?

(−2)​1​​=−2

Macht + of -?

(−2)​1​​=−2

(−2)​2​​=

Macht + of -?

(−2)​1​​=−2

(−2)​2​​=−2⋅−2

Macht + of -?

(−2)​1​​=−2

(−2)​2​​=−2⋅−2=4

Macht + of -?

(−2)​1​​=−2

(−2)​2​​=−2⋅−2=4

(−2)​3​​=

Macht + of -?

(−2)​1​​=−2

(−2)​2​​=−2⋅−2=4

(−2)​3​​=−2⋅−2⋅−2=

Macht + of -?

(−2)​1​​=−2

(−2)​2​​=−2⋅−2=4

(−2)​3​​=−2⋅−2⋅−2=−8

Macht + of -?

(−2)​1​​=−2

(−2)​2​​=−2⋅−2=4

(−2)​3​​=−2⋅−2⋅−2=−8

(−2)​4​​=−2⋅−2⋅−2⋅−2=16

Macht + of -?

(−2)​1​​=−2

(−2)​2​​=−2⋅−2=4

(−2)​3​​=−2⋅−2⋅−2=−8

(−2)​4​​=−2⋅−2⋅−2⋅−2=16

(−2)​5​​=−2⋅−2⋅−2⋅−2⋅−2=−32

Macht + of -?

(−2)​1​​=−2

(−2)​2​​=−2⋅−2=4

(−2)​3​​=−2⋅−2⋅−2=−8

(−2)​4​​=−2⋅−2⋅−2⋅−2=16

(−2)​5​​=−2⋅−2⋅−2⋅−2⋅−2=−32

(−2)​0​​=1

−7​3​​=

1. -343
2. 343

(−4)​3​​=

1. -64
2. 64

−6​2​​=

1. -36
2. 36

Negatieve of positieve macht

−(−5)​3​​=

Negatieve of positieve macht

−(−5)​3​​=−

Negatieve of positieve macht

−(−5)​3​​=−−125=

Negatieve of positieve macht

−(−5)​3​​=−−125=125

Negatieve of positieve macht

−(−12)​2​​=

−(−5)​3​​=−−125=125

Negatieve of positieve macht

−(−12)​2​​=−

−(−5)​3​​=−−125=125

Negatieve of positieve macht

−(−12)​2​​=−144

−(−5)​3​​=−−125=125

Negatieve of positieve macht

−(−12)​2​​=−144

−(−5)​3​​=−−125=125

−(−19)​8​​=

Negatieve of positieve macht

−(−12)​2​​=−144

−(−5)​3​​=−−125=125

−(−19)​8​​=−+

Negatieve of positieve macht

−(−12)​2​​=−144

−(−5)​3​​=−−125=125

−(−19)​8​​=−+=−

Aantekening machten +/-

Zonder haakje = negatief

Haakjes met even macht = positief

Haakjes oneven macht = negatief

Ander voorbeeld: 

−4​2​​=−4⋅4=−16

(−2)​4​​=−2⋅−2⋅−2⋅−2=16

(−6)​3​​=−6⋅−6⋅−6=−216

−(−9)​3​​=−−729=729

(−17)​26​​=

1. negatief
2. positief

−(−97)​6​​=

1. negatief
2. positief

−12​2​​=

1. negatief
2. positief

Checkpoint H3

Volgende week donderdag, neem iets mee om te doen na het checkpoint

Zelfstandig werken

• Ga aan de slag met de opgaven van 3.6
• Werk met je buurman/buurvrouw
• Klaar of vragen? Steek je vinger op