V6 TV 2 - 4 Overzicht

VWO 6
Tijdvak 1 t/m 4

1 / 50
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolvwoLeerjaar 6

In deze les zitten 50 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

VWO 6
Tijdvak 1 t/m 4

Slide 1 - Tekstslide

Tijdvak 2:
Grieken en Romeinen

Slide 2 - Tekstslide

Kenmerkende aspecten
​4. De ontwikkeling van het wetenschappelijk denken en het denken over burgerschap en politiek in de Griekse stadstaat
5. De groei van het Romeinse Imperium waardoor de Grieks-Romeinse cultuur zich in Europa verspreidde
6. De klassieke vormentaal van de Grieks-Romeinse cultuur
7. De confrontatie tussen de Grieks-Romeinse cultuur en de Germaanse cultuur in Noordwest-Europa
8. De ontwikkeling van het Jodendom en christendom als de eerste monotheïstische godsdiensten

Slide 3 - Tekstslide

De Grieken kenden 1 bestuurssysteem dat gold voor alle stadstaten.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 4 - Quizvraag

Polis Athene
Niet in de polis Athene
Monarchie
Tiran
Democratie
Schervengericht
Aristocratie
Parlement
Volksvergadering

Slide 5 - Sleepvraag

Directe democratie
Athene kende geen parlement: alle Atheense mannen (met burgerrecht) mochten rechtstreeks meebeslissen. Hun stem had dus invloed op wat er ging gebeuren. Dit noem je een directe democratie.
Atheens Burgerrecht
Het burgerrecht was een voorwaarde om mee te mogen doen aan de Atheense democratie. Het burgerrecht was voorbehouden aan volwassen, vrije mannen. Zij waren uit Athene zelf afkomstig en bezaten grond in Athene. Vrouwen, slaven, kinderen en vreemdelingen mochten niet meebeslissen.
Binnen de groep mannen die burgerrecht hadden was onderling geen verschil. Arm of rijk: iedereen had gelijke rechten.
Schervengericht
Een andere manier om tirannie te voorkomen, is het schervengericht. De volksvergadering kon besluiten dit te houden. De burgers schreven dan op een potscherf welke persoon naar hun mening te veel macht had. De 'winnaar' werd voor een tijd verbannen. Dit wegstemmen van politici heet ook wel ostracisme.
Tirannie
In Athene was men bang voor een te machtige leider. Één iemand die alle macht in handen zou kunnen krijgen. Ooit was Athene geregeerd door koningen en later door de adel (aristocratie), maar ook tirannie (1 machtige leider) was voorgekomen. Door veranderingen in oorlogsvoering waren gewone burgers steeds belangrijker geworden. Bij belangrijke beslissingen wilden zij ook invloed hebben. Zij eisten dit en kregen het.
Om ervoor te zorgen dat iedereen gelijk beleef, was de Atheense democratie zo ingedeeld dat niemand teveel macht kon veroveren. Zo werd er regelmatig gewisseld in de belangrijke banen, zoals bijv. de generaals van het leger of de rechters. Die wisseling zorgde ervoor dat niet 1 iemand de macht kon grijpen.
Bestuur van Athene

Slide 6 - Tekstslide

Tijd van Grieken en Romeinen
4: De ontwikkeling van het wetenschappelijk denken en het denken over burgerschap en politiek in de Griekse stadstaat
Griekse onderzoekers probeerden al vanaf 600 v. Chr. een algemene 'theorie' te ontwikkelen om natuurverschijnselen te verklaren (verandering).
  • Inzichten waren moeilijk aantoonbaar ofwel speculatief. Bijv. alles is opgebouwd uit hele kleine deeltjes (atomen).
  • Veel vooruitgang in de wiskunde >> stelling van Pythagoras, wet van Archimedes.

Griekse filosofen: nadenken over hoe mensen het beste kunnen leven.
Socrates
Socrates was een van de belangrijkste filosofen uit zijn tijd. Hij stelde: "Ik weet niets, behalve dat ik niets weet." Hij kon zich ergeren aan mensen die stellig beweerden dat ze wel wisten hoe iets in elkaar zat. Door scherpe vragen te stellen dwong hij ze ontkennen wat ze eerder hadden beweerd.

Het liep niet zo goed af met Socrates. Hij had volgens de rechters met zijn kritiek op de goden de jongeren bedorven. Hij werd veroordeeld tot het drinken uit een gifbeker.
Plato
Plato was een leerling van Socrates. Plato had kritiek op het bestuur in Athene. Hij vond dat het volk niet geschikt was om belangrijke beslissingen te nemen. Hij kon zich niet voorstellen dat je bij meerderheid van stemmen kon bepalen of iets goed of waar was. Hij dacht dat politici bij besluiten vooral dachten aan hoe ze het volk het naar de zin konden maken. Mensen waren volgens hem ook makkelijk te misleiden door handige sprekers (volksmenners noemde hij die). Burgers waren wispelturig en de meerderheid had niet altijd gelijk.

Bij de filosoof Plato kun je echt zien dat mensen na gaan denken over wat de beste manier van bestuur.
Aristoteles
Aristoteles was een leerling van Plato. Ook hij was kritisch over de democratie. Hij vond eigenlijk dat alle vormen van politiek goed konden werken, maar ook op hun eigen manier weer erg gevaarlijk konden worden. Het beste was, volgens hem, om monarchieën, aristocratieën en democratieën samen te voegen tot 1 mengvorm. Zo kon een goed en stabiel bestuur voor iedereen ontstaan.
Ook vond hij het belangrijk dat mensen kennis kregen. Dit was immens belangrijk voor het nemen van de juiste beslissingen.

Aristoteles was daarnaast ook bezig met het verzamelen en systematisch opschrijven van kennis, op bijna elk gebied. Deze kennis kon zo worden doorgegeven.

Slide 7 - Tekstslide

De Grieken en Romeinen verschillen veel van elkaar.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 8 - Quizvraag

De bouwkunst en de beeldhouwkunst van de Grieken zijn van een zeer hoog niveau en zijn zeer herkenbaar (zuilen, timpaan, levensechte beelden). De Romeinen hebben de
Griekse bouwvorm en beeldhouwkunst van de Grieken overgenomen en er eigen elementen aan toegevoegd. Zo ontstond er een mengcultuur, die we de klassieke beschaving noemen
Tijd van Grieken en Romeinen
6: De klassieke vormentaal van de Grieks-Romeinse cultuur

Slide 9 - Tekstslide

Rome
Rome begon als een bescheiden herdersplaatsje, maar bloeide uit tot dit enorme rijk. Toen de Grieken hun hoogtijdagen kende, begon Rome met de eerste uitbreidingen. Uiteindelijk werd het dit rijk met ongeveer 50 miljoen inwoners.

Veroveringen
Hoe deden de Romeinen dit? Via diplomatie en oorlogsvoering.
  • Diplomatie - sluiten van bondgenootschappen met lokale heersers. Bescherming van de Romeinen in ruil voor gehoorzaamheid en levering van soldaten.
  • Oorlogsvoering (als diplomatie niet werkte) - de Romeinen kenden een beroepsleger. Dat was totaal anders dan die van andere volkeren. Hun soldaten hadden andere beroepen en vochten mee, maar de Romeinse soldaten waren getraind en voor hen was het een beroep.
Grieken
Ook de Grieken werden door de Romeinen overgenomen. De Romeinen namen eigenlijk alles van de Griekse cultuur over. Maar voegden daar zelf enkele dingen aan toe / pasten er wat aan.
Daarom is het niet zo gek dat veel mensen de Grieken en Romeinen soms door elkaar halen. Ze lijken daadwerkelijk veel op elkaar.

Slide 10 - Tekstslide

Bestuur van de Romeinen

Slide 11 - Tekstslide

Julius Caesar
Gaius Julius Caesar was een Romeinse politicus en generaal die officieel een einde maakte aan de Romeinse Republiek. Hij werd vooral bekend doordat hij in een reeks oorlogen zijn tegenstander Pompeius versloeg en zo dictator van het Romeinse Rijk werd. 
Caesar ging zich als een koning gedragen en dat is de reden waarom een grote groep senatoren en oud-senatoren plannen maakten om hem te vermoorden. Dit gebeurde in maart 44 v.Chr. 

Slide 12 - Tekstslide

Keizer Augustus

Slide 13 - Tekstslide

Romanisering
Romaniseren
Dankzij de vele veroveringen en de bloeiende handel verspreidde de
Grieks-Romeinse cultuur zich over een zeer groot gebied ( = romanisering). Natuurlijkwerden ook de veroverde stammen en volken beïnvloed door de Romeinse cultuur.

Slide 14 - Tekstslide

Romanisering
Romanisering kon lonend zijn. Als je als niet-Romein romaniseerde, dan kon dat voordelen hebben. Romeinen kenden burgerrecht, waarmee dat ze kans maakten op een betere baan, minder belasting hoefden te betalen en bijv. verdediging konden krijgen in een rechtszaak. Als niet-Romein was dit zeer aantrekkelijk.

Slide 15 - Tekstslide

Deze opdracht gaat over romanisering.

Wat is GEEN voorbeeld van romanisering?
A
Een Bataafse militair gelegerd in Noord-Engeland schrijft in het Latijn een brief aan zijn vader.
B
Een Frieze handelaar koopt in Noviomagus potten met Romeins muntgeld om deze ten noorden van de grens weer te verkopen.
C
Een Germaanse vrouw gaat wekelijks naar het badhuis in Mosa Traiectum om een middag te ontspannen.
D
Een Keltische bard (een zanger) zingt liederen over de heldendaden van Keltische helden van vroeger.

Slide 16 - Quizvraag

Welke godsdienst ontwikkelde zich in de tijd van Grieken en Romeinen?
A
Polytheïsme
B
Jodendom
C
Christendom
D
Islam

Slide 17 - Quizvraag

➤ Sleep de woorden naar de juiste plek. Één woord kan past bij beide.
Jodendom
Christendom
Monotheïsme
Messias
Tenach
Kerk
Bijbel
Synagoge
Christus de Verlosser

Slide 18 - Sleepvraag

Jezus Christus
De leer van Jezus
Jezus leerde de mensen dat naastenliefde belangrijk was. Dat alleen je geloof in God het belangrijkste was. De boodschap sloeg aan bij veel mensen. Zeker bij de armen die hoop vonden in de boodschap van Jezus. Het zou uiteindelijk beter worden door geloof in God en Jezus >> de hemel.

Slide 19 - Tekstslide

➤ Plaats de volgende onderdelen in de juiste volgorde. Begin met wat het langst  geleden is.
Ontstaan van het Christendom
Ontstaan van de Islam
Ontstaan van Natuurgodsdiensten
Ontstaan van het polytheïsme zoals de Grieken dat kenden
Ontstaan van het Jodendom

Slide 20 - Sleepvraag

Volksverhuizingen
De volksverhuizingen waren het binnendringen van meerdere stammen in het Romeinse Rijk tussen de 4e en de 6e eeuw. Vooral de soldatenkeizers uit de derde eeuw waren daar schuldig aan. In plaats van het Rijk goed te besturen, waren ze bezig elkaar te bestrijden. Daardoor stroomde het West-Europese deel van het Romeinse Rijk langzaam leeg en ging men meer in het Oostelijke deel wonen. Toen keizer Constantijn de Grote vervolgens Rome als hoofdstad verving door Constantinopel, lag de weg definitief open voor burgers om te verhuizen naar het Oostelijk deel. De opvolgers wisten daarom niet zo goed hoe ze de grenzen van hun eens zo imposante rijk moesten beschermen. Volkeren zoals Goten en Germanen mochten daarom binnen het rijk verblijven. De hoop was dat zij het Rijk zouden beschermen. Het probleem was echter dat de belastingen hoog waren en de onvrede ook onder deze volkeren steeg.
De plundertochten van volkeren buiten de grenzen van het Romeinse Rijk zorgden ervoor dat volken op de grens verder het Romeinse Rijk in trokken. 
De volksverhuizingen zorgden uiteindelijk voor de val van het West-Romeinse Rijk.

Slide 21 - Tekstslide

Bij welk kenmerkend aspect passen de volksverhuizingen?
A
De groei van het Romeins imperium waardoor de Grieks-Romeinse cultuur zich in Europa verspreidde.
B
De klassieke vormentaal van de Grieks-Romeinse cultuur.
C
De confrontatie tussen de Grieks-Romeinse cultuur en de Germaanse cultuur in Noordwest-Europa.
D
De vrijwel volledige vervanging in West-Europa van de agrarisch-urbane cultuur door een zelfvoorzienende agrarische cultuur.

Slide 22 - Quizvraag

Tijdvak 3:
Monniken en Ridders

Slide 23 - Tekstslide

Kenmerkende aspecten
9. Het ontstaan en de verspreiding van de Islam
10. De vrijwel volledige vervanging in West-Europa van de agrarisch-urbane cultuur door een zelfvoorzienende agrarische cultuur, georganiseerd via hofstelsel en horigheid
11. Het ontstaan van feodale verhoudingen in het bestuur
12. De verspreiding van het christendom in geheel Europa

Slide 24 - Tekstslide

We gaan nu aan de slag met het tijdvak van Monniken en Ridders. Van wanneer tot wanneer loopt dat tijdvak?
A
Van 0 tot 500
B
van 500 tot 1000
C
Van 0 tot 1500
D
Van 500 tot 1500

Slide 25 - Quizvraag

Willibrord en Bonifatius waren...
A
Monniken die in Engeland het christendom verspreidden.
B
Monniken die de Franken bekeerden tot het christendom.
C
De belangrijkste goden van de Friezen.
D
Monniken die de Friezen wilden bekeren tot het christendom.

Slide 26 - Quizvraag

Hoe heet het als je een ander volk wil bekeren tot het christendom?
A
Kerstenen
B
Verchristenen
C
Hervormen
D
Transformeren

Slide 27 - Quizvraag

Wat is geen tactiek om mensen te kerstenen in de vroege middeleeuwen?
A
Kloosters aan de rand van het christendom bouwen
B
Christendom tot staatsgodsdienst maken
C
Missionarissen gaan een volk bekeren
D
Eerst de heerser van het volk dopen, dan volgt het volk vanzelf.

Slide 28 - Quizvraag

Wanneer is de kerstening zo goed als voltooid?
A
800
B
900
C
1000
D
1100

Slide 29 - Quizvraag

Het hofstelsel
Het West-Romeinse rijk was ingestort en als gevolg daarvan was de veiligheid en het recht verdwenen. Het recht van de sterke gold nu. Het werd te gevaarlijk om nog op handelsreis te gaan de steden werden niet meer bevoorraad dus waren de mensen genoodzaakt om weer allemaal op het platteland te gaan wonen om zo toch
aan voldoende voedsel te kunnen komen (= terugkeer van de agrarische samenleving). Veel kleine boeren zochten bescherming bij een grote herenboer en in ruil daarvoor ‘betaalden’ zij met arbeid en goederen (= herendiensten = betaling in natura) en zij verloren hun vrijheid en werden horigen. Dit stelsel heet het hofstelsel.
Dit hofstelsel was georganiseerd rond een hof (huis van de heer) en de horige boeren gingen wonen bij de hof en vormden zo een domein (dorpje met bouwland, weide en bos en/of moeras), waar men zelfvoorzienend (autarkisch) was. 

Slide 30 - Tekstslide

De islam is
A
Monotheïstisch
B
Polytheïstisch

Slide 31 - Quizvraag


Wie is de profeet van de islam?
A
Mohammed
B
Jezus
C
Siddharta Gautama
D
Er is geen profeet

Slide 32 - Quizvraag

De Islam ontstond in de...
A
6e eeuw
B
7e eeuw
C
8e eeuw
D
9e eeuw

Slide 33 - Quizvraag

Jodendom
Christendom
Islam
Imam
Mohammed
Jezus Christus
Mozes
Synagoge

Slide 34 - Sleepvraag

Slide 35 - Video

Wat was het leenstelsel?
A
Een stelsel waarbij een leenheer land uitleende aan horigen
B
Een stelsel waarbij de koning zijn land onder de geestelijkheid verdeelde
C
Een stelsel waarbij een leenman zijn land aan een leenheer uitleende
D
Een stelsel waarbij een koning zijn land uitleende aan zijn ridders

Slide 36 - Quizvraag

Het leenstelsel werd ingevoerd, omdat..
A
De adel grond kocht
B
Karel dat handiger leek voor de boeren
C
Karel kon het rijk niet meer alleen besturen
D
Karel grond verkocht voor geld

Slide 37 - Quizvraag

Wat was een nadeel van het leenstelsel?
A
Hertogen en graven begonnen het gebied als hun eigen bezit te zien.
B
De koning kon niet precies weten wat er overal gebeurde.
C
De eed van trouw was niet betrouwbaar.
D
Het gezag en het gebied van een leenman werd erfelijk.

Slide 38 - Quizvraag

Tijdvak 4:
Steden en Staten

Slide 39 - Tekstslide

Kenmerkende aspecten
13. De opkomst van handel en ambacht die de basis legde voor het herleven van een agrarisch-urbane samenleving
14. De opkomst van de stedelijke burgerij en de toenemende zelfstandigheid van steden
15. Het begin van staatsvorming en centralisatie
16. Het conflict in de christelijke wereld over de vraag of de wereldlijke dan wel de geestelijke macht het primaat behoorde te hebben
17. De expansie van de christelijke wereld naar buiten toe, onder andere in de vorm van kruistochten

Slide 40 - Tekstslide

We gaan nu aan de slag met het tijdvak van Steden en Staten. Van wanneer tot wanneer loopt dat tijdvak?
A
Van 800 tot 1400
B
van 500 tot 1500
C
Van 1000 tot 1500
D
Van 1000 tot 1600

Slide 41 - Quizvraag

Wat was de aanleiding van de kruistochten?

A
De Byzantijnse keizer had de paus om hulp gevraagd tegen islamitische Turkse veroveraars.
B
Rondreizende monniken beloofden een aflaat aan elke deelnemer die tijdens de tocht zou sterven.
C
Roofridders, boeren en burgers bedreigden het christelijke Byzantijnse rijk.
D
Urbanus II riep gelovigen op om de strijd aan te gaan met de islamitische Turken.

Slide 42 - Quizvraag

Paus Urbanus II
Kruistochten
Met de uitbreiding van de islam, kwamen steeds meer christelijke bedevaartplaatsen in islamitisch gebied te liggen. Aan het begin van de 11de eeuw riep de paus Urbanus II op tot kruistocht om Jeruzalem te heroveren. In de 12de en 13de eeuw volgden nog meer
kruistochten. Er werden zelfs kruisvaarders staatjes gevestigd in het Midden-Oosten. Maar die bleven niet lang in christelijke handen.
De gevolgen van de kruistochten waren veel belangrijker. Er ontstond een bloeiende handel tussen de Italiaanse kooplieden en Arabische kooplieden. De Arabische kooplieden verkochten de producten uit het Midden- en het Verre-Oosten (o.a. specerijen uit Oost-Azië) aan de Italianen, die deze luxe producten op hun beurt weer verkochten op de jaarmarkten in West-Europa.
De christelijke legers heroverden in deze periode ook het Iberisch schiereiland (Spanje / Portugal) op de islam. Dit was een blijvend succes. 

Slide 43 - Tekstslide

Een kruistocht is:
A
Een heilige tocht van monniken met een kruis door een middeleeuwse stad.
B
Een tocht naar het Midden-Oosten, een soort middeleeuwse vakantie.
C
Een tocht naar Jeruzalem waarbij de christenen verslagen moeten worden
D
Een tocht vanuit Europa om het Heilige Land te veroveren.

Slide 44 - Quizvraag

Wat past NIET bij kruistochten
A
Er vielen veel doden
B
Het Heilige Land werd voor tijdelijk veroverd
C
Het waren handelsreizen
D
De reis duurde jaren

Slide 45 - Quizvraag

Deelnemer aan een kruistocht
A
Kruisganger
B
Kruisvaarder
C
Kruissoldaat
D
Pelgrim

Slide 46 - Quizvraag

Tijdvak 3
Tijdvak 4
centralisatie 
hofstelsel
Bonifatius
kerstening
gildes
kruistochten
eerste banken
Islam komt op
Karel de Grote
herendiensten
Handel keert terug
stadsrechten

Slide 47 - Sleepvraag

Gebruik de vier tijdvakken en acht kenmerkende aspecten.
Maak de juiste combinaties.
Tijd van
Jagers
en
Boeren
Tijd van Grieken en Romeinen
Tijd van Monniken en Ridders
Tijd van Steden en Staten
burgerschap en wetenschappelijk
denken in de Griekse stadstaat
de levenswijze van jager-verzamelaars
de opkomst van de stedelijke burgerij en
de toenemende zelfstandigheid van
steden
de verspreiding van de
Grieks-Romeinse cultuur en de
confrontatie met de Germaanse culturen
de verspreiding van het christendom in
Europa
het begin van staatsvorming en
centralisatie
het ontstaan en de verspreiding van de
islam
het ontstaan van de landbouw en de
landbouw-samenlevingen

Slide 48 - Sleepvraag

Hieronder staan vier kenmerkende aspecten (A-D)
Welke horen bij de tijd van Jagers en Boeren en welke bij de tijd van Grieken en Romeinen? Sleep ze naar de juiste plekken
Tijd van Jagers en boeren
Tijd van Grieken en Romeinen
A. Burgerschap en wetenschappelijk denken in de Griekse stadstaat
B. levenswijze van jager-verzamelaars
C. het christendom in het Romeinse rijk: van verboden tot enig toegestane godsdienst
D. het ontstaan van de eerste stedelijke gemeenschappen

Slide 49 - Sleepvraag

Kenmerkende Aspecten
Het ontstaan en de verspreiding van de Islam
Hst 3 - De vroege middeleeuwen
Hst 4 - De late middeleeuwen
De verspreiding van het Christendom in geheel Europa
De vrijwel volledige vervanging in West-Europa van de agrarisch-urbane cultuur door een zelfvoorzienende agrarische cultuur, georganiseerd via hofstelsel en horigheid
Het ontstaan van feodale verhoudingen in het bestuur
De opkomst van handel en ambacht die de basis legde voor het herleven van een agrarisch-urbane samenleving
De opkomst van de stedelijke burgerij en de toenemende zelfstandigheid van steden
Het conflict in de christelijke wereld over de vraag of de wereldlijke dan wel geestelijke macht het primaat behoorde te hebben
De expansie van de christelijke wereld naar buiten toe, onder andere in de vorm van de kruistochten
Het begin van staatsvorming en centralisatie

Slide 50 - Sleepvraag