Ga naar Magister Studiewijzer HAVO4 GS 'Aantekeningen & lesmateriaal (Lesson-Up, PowerPoint's)' en leer in de bijlagen Word-document 'Tijdvakken 1 - 8 samenvatting' blz. 6 t/m 9
Slide 2 - Tekstslide
Tijdvakken en kenmerkende aspecten
Tijdvakken helpen je om gebeurtenissen chronologisch te ordenen
De kenmerkende aspecten zijn gebeurtenissen en/of ontwikkelingen uit de geschiedenis. - Bij elk KA moet je een voorbeeld kunnen geven van een ontwikkeling of gebeurtenis. - Elk KA moet je aan een tijdvak kunnen koppelen.
Slide 3 - Tekstslide
Tijdvak 1
Jagers en boeren
tot 3000 v.Chr.
Prehistorie
Slide 4 - Tekstslide
Hoe zou je de tijd van de prehistorie ook wel kunnen omschrijven?
Slide 5 - Open vraag
Leg de volgende uitspraak uit: 'De prehistorie eindigde niet voor alle mensen op hetzelfde moment'.
Slide 6 - Open vraag
KA1:
de levenswijze van jagers en verzamelaars
Nomadisch bestaan
Taakverdeling m/v
Jagen en verzamelen om aan voedsel te komen
Ongeschreven bronnen, bijv. grotschildering
Weinig verschillen bezit en status
Slide 7 - Tekstslide
Wat is geen kenmerk van de jagers en verzamelaars
A
Nomadisch bestaan
B
Gebruik van vuur
C
Gebruik van steen
D
Bouwen van huizen
Slide 8 - Quizvraag
KA2:
het ontstaan van landbouw en landbouwsamenlevingen
Neolithische / landbouwrevolutie: overgang j+v naar landbouw (akkerbouw en veeteelt), vanaf ± 10.000 v. Chr.
Vruchtbare Halve maan
5000 v. Chr. Limburg
Oorzaak: klimaatverandering
Opwarming aarde na de laatste ijstijd:
Overvloed aan granen en peulvruchten (vegetatie)
Groot wild (jacht) werd schaarser, aanwezigheid van tembare dieren
Landbouw leverde meer op bevolking kon groeien (vaste woonplaats / sedentair)
Slide 9 - Tekstslide
KA2:
het ontstaan van landbouw en landbouwsamenlevingen
Gevolgen van de Neolithische Revolutie
Cultuurland (akkers)
Van nomadisch naar sedentair (dorpjes)
Bevolkingsgroei
Boeren doen (ook) aan nijverheid
Meer bezittingen, vb. keramiek meer archeologische vondsten dan bij J&V
Begin van sociale verschillen (rijk/arm)
Religie (natuurgodsdiensten)/ zingeving
Slide 10 - Tekstslide
De landbouwrevolutie is een voorbeeld van:
A
Continuïteit
B
Verandering
Slide 11 - Quizvraag
Wat is GEEN gevolg van de landbouwrevolutie?
A
Vaste woonplaats
B
De bevolking groeit
C
Andere werktuigen
D
Grafgiften
Slide 12 - Quizvraag
KA 3:
Het ontstaan van de eerste stedelijke gemeenschappen.
V.a. ± 9000 v.Chr.: ontstaan van eerste dorpen
Ontwikkeling naar steden, dankzij de uitvinding van irrigatielandbouw (zorgde voor voedseloverschot)
Agrarische-stedelijke :
Gespecialiseerde beroepen (niet iedereen boer)
Steden waren afhankelijk van handel
Grote sociale verschillen (hiërarchie)
Regels / wetten (complexe samenleving)
Uitvinding schrift (administratie, wetten)
Godsdienst (polytheïsme)
Oorlogen
Ziektes
Slide 13 - Tekstslide
Waarom ontstonden de eerste steden in Mesopotamië/China/India/Egypte?
Ga naar Magister Studiewijzer HAVO4 GS 'Aantekeningen & lesmateriaal (Lesson-Up, PowerPoint's)' en leer in de bijlagen Word-document 'Tijdvakken 1 - 8 samenvatting' blz. 10 t/m 16
Slide 16 - Tekstslide
Tijdvak 2
Grieken en Romeinen
3000 v.Chr. - 500 n.Chr.
Oudheid
Slide 17 - Tekstslide
Het icoon voor tijdvak 2 is een tempel. Voor welke culturen waren tempels kenmerkend?
A
Grieken
B
Grieken en Romeinen
C
Romeinen
D
Voor geen van beiden
Slide 18 - Quizvraag
De Grieks-Romeinse cultuur noemen we ook wel:
A
Klassieke cultuur
B
Oude cultuur
C
Helleense cultuur
D
Geromaniseerde cultuur
Slide 19 - Quizvraag
KA4:
De ontwikkeling van wetenschappelijk denken en het denken over burgerschap en politiek in de Griekse stadstaat.
Griekenland bestond uit poleis/stadstaten --> landbouwstedelijke samenleving
± 800 v Chr.: overbevolking leidt tot kolonisatie rondom Middellandse Zee / Zwarte Zee. Handelscontacten tussen koloniën en ‘moederpolis' leidt tot welvaart. Bijv. Athene
5e eeuw v Chr.: klassieke tijd Griekse cultuur (bouw- en beeldhouwkunst, wetenschap)
Filosofen op zoek naar antwoorden --> verstand --> wetenschappelijk denken
Slide 20 - Tekstslide
Weet je het nog? Wat is de Griekse benaming voor een stadstaat.
A
polis
B
demos
C
aristocratie
D
ostracisme
Slide 21 - Quizvraag
In Athene kreeg je burgerrecht als...
A
Je in Athene geboren was
B
Je vader in Athene geboren was
C
Je beide ouders in Athene geboren waren
D
Je moeder in Athene geboren was
Slide 22 - Quizvraag
Athene is niet meer tevreden over de tirannen die de stad besturen. Athene wordt in 508 v. Chr...
A
Een Monarchie
B
Een Directe Democratie
C
Een Censuur
D
Een Romeins Rijk
Slide 23 - Quizvraag
Een uitspraak: De Griekse stadstaten vormen de bakermat van de westerse beschaving. Noem een kenmerk van de Griekse stadstaten en leg daarmee de uitspraak uit.
Slide 24 - Open vraag
KA5:
De groei van het Romeinse imperium waardoor de Grieks-Romeinse cultuur zich in Europa verspreidde.
Romeinse Rijk:
753-509 v. Chr. Koninkrijk (koning)
509-27 v. Chr. Republiek (senaat)
27 v. Chr. – 476 n. Chr. Keizerrijk (keizer)
Rome werd een wereldrijk door het Romeinse organisatietalent, het leger en de zucht naar roem, buit en gebiedsuitbreiding.
Overwonnen volken mochten hun cultuur en godsdienst behouden en profiteerden van de Romeinse cultuur en welvaart die bestond dankzij de Pax Romana (Romeinse vrede).
Romanisering: onder invloed van de Grieks-Romeinse cultuur brengen.
Slide 25 - Tekstslide
Carthago verslagen
Noord-Afrika en Frankrijk onderdeel Romeinse Rijk
Republiek begint uit te breiden
Italië hoort bij Romeinse Rijk
Slide 26 - Sleepvraag
Zet in de goede tijdsvolgorde van boven naar beneden.
Julius Caesar wordt benoemd tot dictator
Octavianus wint de burgeroorlog
Het Romeinse Rijk is een Republiek
Het Romeinse Rijk wordt een keizerrijk
Slide 27 - Sleepvraag
k.a. De klassieke vormentaal van de Grieks-Romeinse cultuur.
500- 323 v.C. klassieke periode Griekse stadstaten
Romeinen zagen Griekse bouwkunst als voorbeeld
Grieks-Romeinse mengcultuur --> klassiek
Slide 28 - Tekstslide
Het paleis (stadhuis) op de Dam heeft vele klassieke elementen. In welke eeuw is het paleis gebouwd?
Slide 29 - Open vraag
k.a. De confrontatie tussen de Grieks-Romeinse cultuur en de Germaanse cultuur van Noordwest-Europa.
1e eeuw v.C. confrontaties Romeinen vs Galliërs en Germanen
bewaking Romeinse limes
Overname Romeinse cultuur
476 val West-Romeinse Rijk
Oost-Romeinse Rijk bleef bestaan --> Byzantijnse Rijk
Slide 30 - Tekstslide
k.a. De ontwikkeling van het jodendom en het christendom als de eerste monotheïstische godsdiensten.
1200 v.C. ontstaan jodendom
geloof in 1 god
Romeinen veroveren Palestina
1e eeuw ontstaan christendom
christenen weigeren Romeinse keizer als god te vereren
391 christendom staatsgodsdienst RR
Slide 31 - Tekstslide
Het geloof in 1 god, noemen we ....
Slide 32 - Open vraag
Tijdvak 3
Monniken en Ridders
500-1000
Middeleeuwen
Slide 33 - Tekstslide
Aan keizer Karel de Grote (Frankische Rijk) was een olifant geschonken.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 34 - Quizvraag
k.a. Het ontstaan en de verspreiding van de Islam
7e eeuw
Profeet Mohammed
622 gevlucht uit Mekka
Kaäba heiligdom
verovering Mekka
Snelle verspreiding
Slide 35 - Tekstslide
Naast de islam, bestonden al 2 monotheïstische godsdiensten. Welke waren dit?
Slide 36 - Open vraag
k.a. De vrijwel volledige vervanging in W-Eur van de agrarisch-urbane cultuur door een zelfvoorzienende agrarische cultuur, georganiseerd via hofstelsel en horigheid.
Na val W-RR --> landbouwsamenleving
Bescherming landheer
horige boeren
Domein --> zelfvoorzienend
hofstelsel
Slide 37 - Tekstslide
k.a. Het ontstaan van feodale verhoudingen in het bestuur.
politiek systeem (leenman - leenheer)
vazallen zweren trouw
uitlenen land
verbrokkeling macht
Slide 38 - Tekstslide
Het feodalisme was een politiek systeem. Wat was het hofstelsel?
A
een cultureel systeem
B
een sociaal systeem
C
een godsdienstig systeem
D
een economisch systeem
Slide 39 - Quizvraag
k.a. De verspreiding van het christendom in geheel Europa.
Tijdens Romeinse Rijk ontstaan
Germaanse volkeren niet christelijk
koning Clovis in 496 gedoopt
geestelijken nuttig voor bestuur
koningen beschermden geestelijken
missionarissen verspreiding christendom
Slide 40 - Tekstslide
leerdoelen tijdvak 3
Sla je boek open op pagina 61. Bestudeer de leerdoelen en kijk of je deze kunt beantwoorden. Kies twee van de leerdoelen uit en noteer in je schrift het antwoord op deze leerdoelen.
Slide 41 - Tekstslide
tijdvak 4
Tijd van steden en staten
1000-1500
Middeleeuwen
Slide 42 - Tekstslide
Welke ontwikkeling zorgde ervoor dat het tijdvak van steden en staten het tijdvak van monniken en ridders opvolgt?
Slide 43 - Open vraag
k.a. De opkomst van handel en ambacht die de basis legde voor het herleven van een agrarsch-urbane samenleving.
1000 herleving landbouwstedelijke samenleving
Landbouw bracht meer op
Meer gehandeld
Steden komen op --> ambachtslieden & handelaren
Slide 44 - Tekstslide
k.a. De opkomst van de stedelijke burgerij en de toenemende zelfstandigheid van steden.
stadsrechten kopen
bestuur in handen van schout en schepenen
Stad trok veel mensen (o.a. horigen) aan
Slide 45 - Tekstslide
Wat is géén Hanzestad?
A
Zwolle
B
Kampen
C
Wageningen
D
Zutphen
Slide 46 - Quizvraag
k.a. Het begin van staatsvorming en centralisatie.
vorsten breiden hun macht uit
bestuur vanuit één centraal punt
dezelfde wetten en regels
ambtenaren
Frankrijk
meer politieke eenheid
Slide 47 - Tekstslide
k.a. Het conflict in de christelijke wereld over de vraag of de wereldlijke dan wel de geestelijke macht het primaat behoorde te hebben.
1054 Oosters Schisma
1075 ruzie paus & keizer
investituurstrijd
1122 oplossing aanstellen geestelijken
Slide 48 - Tekstslide
Is sinterklaas een koning of een bisschop?
Slide 49 - Open vraag
k.a. De expansie van de christelijke wereld naar buiten toe, onder andere in de vorm van kruistochten.