In deze les zitten 47 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.
Lesduur is: 60 min
Onderdelen in deze les
Hoofdstuk 5 -Nationalisme
en modern imperialisme
Slide 1 - Tekstslide
Deze opdracht gaat over politiek-maatschappelijke stromingen. Sleep de woorden naar de juiste plaats.
Hoorden bij de stroming die er naar streefde om bestaande toestanden te
behouden:
Hoorden bij de stroming die streefde naar vrijheid:
Hoorden bij de stroming die streefde naar gelijkheid:
Hoorden bij de stroming die uitging van het geloof:
Confessionelen
Conservatieven
Socialisten
Liberalen
Slide 2 - Sleepvraag
Nationalisme
Eenwording
Onafhankelijkheid
Onafhankelijkheid
Slide 3 - Sleepvraag
Wat is modern imperialisme?
timer
0:20
A
Veel grond in Europa veroveren
B
Veel kolonies stichten in Zuid Amerika
C
Veel grond veroveren en besturen in Afrika en Azie
D
Veel handelen met kolonies
Slide 4 - Quizvraag
Nationalisme
Militarisme
Imperialsme
Slide 5 - Sleepvraag
Over welke gebeurtenis gaat deze prent?
A
Conferentie van Berlijn
B
Conferentie van München
C
Conferentie van Potsdam
D
Wannseeconferentie
Slide 6 - Quizvraag
Wanneer vond de Conferentie van Berlijn plaats?
A
1882-1883
B
1883-1884
C
1884-1885
D
1885-1886
Slide 7 - Quizvraag
Tijdens de conferentie van Berlijn werd
A
Afrika verdeeld onder West-Europese landen
B
De alliantiepolitiek van Bismarck bedacht
C
Het Duitse keizerrijk uitgeroepen
D
De overgave van Frankrijk besproken
Slide 8 - Quizvraag
16e eeuw
Slavenhandel
1884
Blokvorming
Wereldwijde handelscontacten, handelskapitalisme en het begin van een wereldeconomie
Conferentie van Berlijn
De uitbouw van Europese overheersing, met name in plantagekoloniën en de daarmee verbonden trans-Atlantische slavenhandel, en de opkomst van het abolitionisme
Slide 9 - Sleepvraag
Wie kwam er (tien jaar na de Franse Revolutie) in 1799 aan de macht in Frankrijk?
A
Lodewijk de 16e
B
Marie-Antoinette
C
Napoleon Bonaparte
D
Koning Willem 1
Slide 10 - Quizvraag
Door Napoleon:
A
Gebruiken we maten als meter, liter en kilo in Nederland
B
Heeft iedereen in Nederlandeen achternaam moeten nemen
C
Rijden we rechts op de wegen in Nederland
D
Alle antwoorden zijn goed
Slide 11 - Quizvraag
Wat betekent restauratie?
A
Dat er in Europa veel oude gebouwen hersteld werden
B
Dat gekozen vorsten terugkeerden naar het centrum van de macht
C
Dat opstandelingen de macht grepen
D
Dat vorsten van voor de Franse revolutie weer aan de macht kwamen.
Slide 12 - Quizvraag
Welke situatie geldt voor Nederland tijdens de Restauratie?
A
Van koninkrijk naar republiek
B
Van republiek naar koninkrijk
Slide 13 - Quizvraag
Op het congres van Wenen in 1815 werd ...
A
Afrika verdeeld onder belangrijke westerse mogendheden.
B
Nederland samengevoegd met de Zuidelijke Nederlanden.
C
België onafhankelijk verklaard van Nederland.
D
De Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden gesticht.
Slide 14 - Quizvraag
Wat is een gevolg van de Belgische Opstand van 1830?
A
België wordt onafhankelijk van Nederland in 1839
B
Vanaf 1830 komt het nationalisme op
C
Napoleon wordt definitief verslagen te Waterloo
D
Dat een gedeelte van België de Franse taal ging spreken
Slide 15 - Quizvraag
Wat was de reden voor het Congres van Wenen? (Waarom kwamen ze bijeen?)
A
Men was toe aan rust en vrede na de Franse revolutie + Napoleontische oorlogen.
B
Men wilde een eind maken aan de oorlogen die Napoleon was begonnen.
C
Men wilde de revolutionaire ideeën vastleggen in de grondwetten van heel Europa.
D
Men wilde graag België, Nederland en Luxemburg samenvoegen en dat kon alleen via een congres.
Slide 16 - Quizvraag
Het belangrijkste doel van het congres van Wenen was?
timer
1:00
A
Napoleon verslaan
B
Het verdelen van terugveroverde gebieden
C
Zorgen voor een stabiele orde in Europa
D
Installeren van democratieën in Europa
Slide 17 - Quizvraag
Waar hield het congres van Wenen geen rekening mee?
A
Met opkomend nationalisme
B
Met ontsnappingsmogelijkheden van Napoleon
C
Met imperialistische motieven
D
Met de tsaar in Rusland
Slide 18 - Quizvraag
Waarom koloniën in Afrika en Azië?
A
Daar waren de meeste grondstoffen
B
Die waren het makkelijkst te veroveren
C
Die waren nog niet veroverd
D
Die lagen het meest dichtbij
Slide 19 - Quizvraag
Imperialisme ná 1870 had andere doelen. Welke hoort er NIET bij?
A
grondstoffen voor de industrie
B
inheemse bevolking beschaven
C
handel in specerijen
D
aanzien in eigen land krijgen
Slide 20 - Quizvraag
Wat is modern imperialisme?
timer
0:20
A
Een machtsstrijd tussen Engeland en Frankrijk
B
Veel kolonies stichten in Afrika en Azie
C
Veel grond veroveren en besturen in Afrika en Azie
D
Veel handelen met kolonies
Slide 21 - Quizvraag
Kolonialisme is hetzelfde als imperialisme
A
juist
B
onjuist
Slide 22 - Quizvraag
Kenmerken Modern Imperialisme
A
Periode 1870-1900 in Amerika
B
Periode 1870-1970 in Azië en Afrika
C
Periode 1870-1900 in Azië en Afrika
D
Periode 1870-1900 in Azië en Australië
Slide 23 - Quizvraag
Welk soort motief hadden de Europeanen niet voor modern imperialisme?
timer
0:20
A
cultureel
B
economisch
C
politiek
D
sociaal
Slide 24 - Quizvraag
Kolonialisme is hetzelfde als imperialisme
A
juist
B
onjuist
Slide 25 - Quizvraag
Hoort dit product bij
timer
0:20
A
Kolonialisme
want verbouwd door slaven
B
Modern Imperialisme want een grondstof voor de industrie
C
Nationalisme want komt uit Amerika
D
Liberalisme want het zorgde voor vrije handel
Slide 26 - Quizvraag
Horen deze producten bij
timer
0:20
A
Kolonialisme
B
Modern imperialisme
C
De cinnammon challenge
D
Brits-Indië
Slide 27 - Quizvraag
Welke economische motieven waren er voor het modern imperialisme?
A
grondstoffen en afzetmarkten
B
arbeidskrachten en grondstoffen
C
slaven en afzetmarkten
D
grondstoffen en eindprodukten
Slide 28 - Quizvraag
Kenmerken Modern Imperialisme
A
Periode 1870-1900 in Amerika
B
Periode 1870-1970 in Azië en Afrika
C
Periode 1870-1900 in Azië en Afrika
D
Periode 1870-1900 in Azië en Australië
Slide 29 - Quizvraag
Welke oorzaak van het modern imperialisme zie je op voorgaande afbeelding ?
A
Economische oorzaken zoals het veroveren van gebieden voor meer grondstoffen
B
Verbeterde stoomboten
C
De gedachte dat de Europeanen superieur waren
D
Verbeterde verbindingen zoals het Suez kanaal
Slide 30 - Quizvraag
Welke van de motieven voor het modern imperialisme komt in deze prent duidelijk tot uiting?
A
Verovering voor afzetmarkten (bijvoorbeeld Cuba)
B
Verovering voor de versteviging van de Amerikaanse macht in de regio
C
Verovering om achterlijke gebieden te beschaven
D
Verovering voor grondstoffen (bijv. Cubaanse tabak)
Slide 31 - Quizvraag
Welke van de motieven voor het modern imperialisme komt in deze prent duidelijk tot uiting?
A
Verovering voor afzetmarkten (hier China)
B
Verovering voor de machtspositie in de wereld
C
Verovering om achterlijke gebieden te beschaven
D
Verovering voor grondstoffen (bijv. Chinese zijde voor textiel)
Slide 32 - Quizvraag
Welke van de motieven voor het modern imperialisme wordt hier vooral bekritiseerd?
A
Economische
B
Politieke
C
Culturele
D
Alle drie
Slide 33 - Quizvraag
Welk land bezat dit land vroeger als kolonie?
India
Indonesië
Vietnam
Congo
Frankrijk
Groot-Brittannië
Nederland
België
Slide 34 - Sleepvraag
Over welke gebeurtenis gaat deze prent?
A
Conferentie van Berlijn
B
Conferentie van München
C
Conferentie van Potsdam
D
Wannseeconferentie
Slide 35 - Quizvraag
Wanneer vond de Conferentie van Berlijn plaats?
A
1882-1883
B
1883-1884
C
1884-1885
D
1885-1886
Slide 36 - Quizvraag
Tijdens de conferentie van Berlijn werd
A
Afrika verdeeld onder West-Europese landen
B
De alliantiepolitiek van Bismarck bedacht
C
Het Duitse keizerrijk uitgeroepen
D
De overgave van Frankrijk besproken
Slide 37 - Quizvraag
De Conferentie van Berlijn
A
Stond onder leiding van Engeland
B
stond onder leiding van Wilhelm II
C
werd in 1898 georganiseerd
D
werd georganiseerd door Bismarck
Slide 38 - Quizvraag
Wat was het doel van Bismarck tijdens de conferentie van Berlijn?
A
koloniale macht terugdringen zonder oorlog
B
minder Franse koloniën
C
vrede bewaren in europa
D
Duitsland meer koloniën
Slide 39 - Quizvraag
Wie dreef er vanaf de 17e eeuw handel met het Indonesische eilandenrijk?
A
WIC
B
VOC
C
Nederlandse regering
D
Engeland
Slide 40 - Quizvraag
Wat voor soort bestuur was er in Nederlands-Indië?
A
indirect bestuur
B
direct bestuur
Slide 41 - Quizvraag
Welke functie in het inlandse bestuur hoorde bij het inheemse bestuur?
A
resident
B
gouverneur-generaal
C
regent
D
gouverneur
Slide 42 - Quizvraag
Hoe probeerden de Nederlanders te voorkomen dat de inlandse vorsten in opstand zouden komen?
A
cultuurstelsel
B
modern imperialisme
C
ethische politiek
D
verdeel-en-heerspolitiek
Slide 43 - Quizvraag
Welk doel had het cultuurstelsel?
A
de welvaart van de Indonesische bevolking verbeteren
B
onderwijs voor de inheemse bevolking organiseren
C
hogere opbrengsten voor de Nederlandse schatkist
D
ondernemers meer winst laten maken in de kolonie
Slide 44 - Quizvraag
Welke grondstoffen werden uit Nederlands-Indië gehaald? Eén antwoord hoort er NIET bij.
A
tin
B
rubber
C
aardolie
D
specerijen
Slide 45 - Quizvraag
Waar ging de ethische politiek over? Eén antwoord hoort er niet bij.
A
meer welvaart voor de inheemse bevolking
B
onderwijs voor de inheemse bevolking
C
gezondheidszorg voor de inheemse bevolking
D
betere wegen voor de inheemse bevolking
Slide 46 - Quizvraag
Wat was het onbedoelde gevolg van de ethische politiek?
A
hoogopgeleide leiders wilden een onafhankelijke kolonie