H4+H5: Industriële revolutie, Nationalisme en imperialisme
Quizles
1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2
In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
Tijd van burgers en stoommachines
H4+H5: Industriële revolutie, Nationalisme en imperialisme
Quizles
Slide 1 - Tekstslide
Vandaag:
Laatste les voor de toets van donderdag 28 mei. (volgende week hemelvaart)
Maak alle quizvragen
Klaar? Ga naar classroom - Historisch Overzicht
Zorg dat H4 en H5 compleet zijn in het historisch overzicht
Klaar?
Maak de opdrachten van Memo af en maak 'Test jezelf'
Slide 2 - Tekstslide
Vul het juiste woord in: Verstedelijking is een ............... van de industrialisatie.
A
oorzaak
B
gevolg
Slide 3 - Quizvraag
Welk begrip past bij de afbeelding
A
Industrialisatie
B
fabriek
C
huisnijverheid
D
massaproductie
Slide 4 - Quizvraag
De industrialisatie begon in Nederland eerder dan in Engeland
A
Juist
B
Onjuist
Slide 5 - Quizvraag
Welke sector ontstaat door de komst van de industrialisatie?
A
landbouwsector
B
industriesector
C
informele sector
D
dienstensector
Slide 6 - Quizvraag
Welke koning begon met industrialisatie in Nederland?
A
Willem I
B
Willem II
C
Willem III
Slide 7 - Quizvraag
Waar bestond Nederland uit vóór de industrialisatie?
A
Akkerbouw en veeteelt
B
Huisnijverheid en industrie
C
Industrie en veeteelt
D
Huisnijverheid en landbouw
Slide 8 - Quizvraag
Door de industrialisatie ontstaat er een industriële samenleving. Welke samenlevingsvorm verdwijnt?
A
Informatiesamenleving
B
landbouwsamenleving
C
landbouwstedelijke samenleving
D
samenleving van jagers-verzamelaars.
Slide 9 - Quizvraag
Welke producten had het Europese moederland uit de kolonie nodig vanwege de industrialisatie?
A
Thee
B
Suiker
C
Katoen
D
Steenkool
Slide 10 - Quizvraag
Wat is industrialisatie?
A
Een periode van grote en snelle verandering door de komst van industrie.
B
Het ontstaan van industrie (fabrieken) in een gebied waar eerst vooral landbouw was.
C
Een speciale dans.
D
Mensen die in fabrieken werken.
Slide 11 - Quizvraag
Welk begrip hoort bij deze betekenis: Periode van grote en snelle verandering in Europa door de komst van machines en de industrie, deze periode noemen we?
A
Industrialisatie
B
Kapitalisme
C
Industriële revolutie
D
Monarchie
Slide 12 - Quizvraag
Welke bewering over de afbeelding is juist?
A
De bron is kenmerkend voor de tijd rond 1850, want toen waren er nog geen fabrieken die het werk van de molens overnamen.
B
De bron is kenmerkend voor de tijd rond 1850, want toen werd de windmolen uitgevonden en rond de steden neergezet.
C
De bron is kenmerkend voor de tijd rond 1900, want toen begon de industrialisatie van
Nederland met het gebruik van de windmolen.
D
De bron is kenmerkend voor de tijd rond 1900, want toen stapten de fabrikanten over op goedkope en milieuvriendelijke aandrijfkracht.
Slide 13 - Quizvraag
Vul in: oorzaak of gevolg? 1 Tussen 1850 en 1900 groeide de Nederlandse bevolking van drie miljoen naar vijf miljoen inwoners. Dit was een van de ............... van de sterke groei van de industrie. 2 Vanaf circa 1895 nam de werkgelegenheid in de Nederlandse dienstensector opvallend snel toe. Dit was een van de ................ van de toenemende industrialisatie.
A
1. oorzaken, 2. gevolgen
B
1. oorzaken, 2. oorzaken
C
1. gevolgen, 2. gevolgen
D
1. gevolgen, 2. oorzaken
Slide 14 - Quizvraag
Hoe heet de vernieuwde vorm van kolonisatie die in het einde van de 19e eeuw ontstond?
A
Ostbewegung
B
Modern Imperialisme
C
Lebensraum
D
Dekolonisatie
Slide 15 - Quizvraag
Tijdens de conferentie van Berlijn werd
A
Afrika verdeeld onder West-Europese landen
B
De alliantiepolitiek van Bismarck bedacht
C
Het Duitse keizerrijk uitgeroepen
D
Het modern imperialisme gestart
Slide 16 - Quizvraag
Welke van de motieven voor het modern imperialisme wordt hier vooral bekritiseerd?
A
Economische
B
Politieke
C
Culturele
D
Alle drie
Slide 17 - Quizvraag
Welke economische motieven waren er voor het modern imperialisme?
A
grondstoffen en afzetmarkten
B
arbeidskrachten en grondstoffen
C
slaven en afzetmarkten
D
grondstoffen en eindprodukten
Slide 18 - Quizvraag
Wat is modern imperialisme?
timer
0:20
A
Veel grond in Europa veroveren
B
Veel kolonies stichten in Zuid Amerika
C
Veel grond veroveren en besturen in Afrika en Azie
D
Veel handelen met kolonies
Slide 19 - Quizvraag
Welke van de motieven voor het modern imperialisme komt in deze prent duidelijk tot uiting?
A
Verovering voor afzetmarkten (bijvoorbeeld Cuba)
B
Verovering voor de versteviging van de Amerikaanse macht in de regio
C
Verovering om achterlijke gebieden te beschaven
D
Verovering voor grondstoffen (bijv. Cubaanse tabak)
Slide 20 - Quizvraag
Over welke gebeurtenis gaat deze prent?
A
Conferentie van Berlijn
B
Conferentie van München
C
Conferentie van Potsdam
D
Het congres van Wenen
Slide 21 - Quizvraag
Wat is er "modern" aan het moderne imperialisme
A
Het vond plaats in de "moderne tijd"
B
Het had te maken met de industrialisatie
C
Het vond plaats in de tijd dat er democratiën kwamen
D
Het had te maken met de tijd na de ontdekkingsreizen
Slide 22 - Quizvraag
Het belangrijkste doel van het congres van Wenen was?
timer
1:00
A
Napoleon verslaan
B
Het verdelen van terugveroverde gebieden
C
zorgen voor een stabiele orde in Europa
D
Installeren van democratieën in Europa
Slide 23 - Quizvraag
Waarom werd in het Congres van Wenen besloten tot een samenvoeging van NL en België?
A
Als versterking van het tegenwicht tegen Frankrijk
B
Vanwege het herstel van de oude monarchieën
C
Omdat het volk dit in een democratische revolutie had gewenst
D
Omdat dit een wens was van een nieuwe stroming: de liberalen
Slide 24 - Quizvraag
Op welke vergadering werd de 'oude orde' in de tijd ná Napoleon weer 'hersteld'?
A
Congres van Wenen (1815)
B
Congres van München (1938)
C
Tweede Vaticaans Concilie (1962)
D
Wannseeconferentie (1942)
Slide 25 - Quizvraag
Als volk denken dat je de taak hebt om andere volken 'op te voeden'
A
Modern imperialisme
B
Afzetgebieden
C
Superioriteitsdenken
D
Nationalisme
Slide 26 - Quizvraag
"Het modern imperialisme kwam door de industrialisatie in Europa" "Modern imperialisme en beschavingsoffensief gingen hand in hand"
A
alleen uitspraak 1 klopt
B
alleen uitspraak 2 klopt
C
geen van de uitspraken kloppen
D
beide uitspraken kloppen
Slide 27 - Quizvraag
Tijdens de conferentie van Berlijn werd
A
Afrika verdeeld onder West-Europese landen
B
De alliantiepolitiek van Bismarck bedacht
C
Het Duitse keizerrijk uitgeroepen
D
De overgave van Frankrijk besproken
Slide 28 - Quizvraag
De Conferentie van Berlijn
A
Stond onder leiding Bismarck
B
stond onder leiding van Wilhelm II
C
werd in 1898 georganiseerd
D
werd georganiseerd door Chamberlain
Slide 29 - Quizvraag
Wat was het doel van Bismarck tijdens de conferentie van Berlijn?
A
koloniale macht terugdringen zonder oorlog
B
minder Franse koloniën
C
vrede bewaren in europa
D
Duitsland meer koloniën
Slide 30 - Quizvraag
Tot wanneer duurde "De wedloop om Afrika"?
A
Tot de Tweede Wereldoorlog (1939).
B
Tot de Conferentie van Berlijn (1885) was afgelopen.
C
Tot 1914, het begin van de Eerste Wereldoorlog.
D
Tot 1900, toen er wat meer sociale wetten kwamen.
Slide 31 - Quizvraag
Afsluiting
Hoe heb je de quiz gemaakt?
Zorg dat je voor 28 mei het Historisch Overzicht bijgewerkt hebt.