4.2 wat is arm en rijk?

§4.2 Wat is arm en rijk? Blz. 84 TB
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

§4.2 Wat is arm en rijk? Blz. 84 TB

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen

  1.  Je weet wat de begrippen welvaart en welzijn betekenen.
  2. Je begrijpt waarom welvaart en welzijn belangrijk zijn om te bepalen of inwoners arm of rijk zijn.
  3. Je kunt de wereld in drie groepen landen verdelen als je kijkt naar de welvaart.

Slide 2 - Tekstslide

Begrippen
Welzijn (levensomstandigheden)
onderwijs (alfabetiseringsgraad)
koopkracht
gezondheid 
Welvaart (geld)
armoedegrens
bruto nationaal product/ hoofd

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Wanneer leeft iemand onder de armoedegrens?

Slide 5 - Open vraag

Wanneer spreken we over scharreleconomie?

Slide 6 - Woordweb

Scharreleconomie
In arme landen hebben mensen zonder baan geen inkomen. Ze krijgen geen uitkering.
Ze verdienen dan geld door verschillende dingen te doen en verhandelen op straat.

Armoedegrens: hoeveel geld iemand nodig heeft voor eten, wonen en kleren. In arme landen is die grens 1,25 dollar/ 1 € per dag. Het leven is daar goedkoper dan in rijke landen.

Slide 7 - Tekstslide

De koopkracht 
De koopkracht geeft aan hoeveel je kunt kopen met hetzelfde bedrag

Nederland: Big Mac €3.75 
Oekraïnie: Big Mac €1.50 

voorbeeld: als je op vakantie gaat en alles is ineens goedkoper! 

Slide 8 - Tekstslide

bron:
BuiteNLand 
Noorhoff
Hoe ontwikkeld zijn de landen?
We kijken naar de levensverwachting en alfabetiseringsgraad.

Slide 9 - Tekstslide

bron:
BuiteNLand 
Noordhoff
In arme landen is het leven veel goedkoper, dus alleen kijken naar inkomen is niet voldoende.

Als je wilt bepalen of een land echt arm is kijk je naar het welzijn.

Slide 10 - Tekstslide

alfabetiseringsgraad
Geeft aan hoeveel mensen er kunnen lezen en schrijven 

Dit vertelt dus of kinderen naar school gaan 


Slide 11 - Tekstslide

Welzijn
Het welzijn zegt iets over de levensomstandigheden
van de mensen, je kijkt naar:

- Gezondheid/ Levensverwachting
- Werk/ Koopkracht
- Onderwijs/ Alfabetiseringsgraad

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide




Welvaart: De rijkdom van een land, gemeten op basis van geld in bnp/hoofd.

bruto nationiaal product per hoofd (bnp/hoofd): Alles wat in een land in een jaar wordt verdiend, gedeeld door het aantal inwoners.

Slide 14 - Tekstslide

Als je de welvaart onderzoekt, kijk je naar...
A
Bnp/hoofd
B
levensomstandigheden
C
alfabetisering
D
gezondheidszorg

Slide 15 - Quizvraag

Welvaart
De welvaart zegt niets over de levensomstandigheden van mensen. 
Je moet dan kijken naar:

- het bedrag dat een land per jaar verdient
bnp/inwoners

Slide 16 - Tekstslide

Drie groepen landen
  1. Koplopers         --> centrumlanden  --> ontwikkelde landen
  2. Volgers              --> semi-periferie     --> BRIC landen
  3. Achterblijvers --> periferie                 --> onontwikkelde landen

Slide 17 - Tekstslide

Centrum, Semi-periferie en periferie.

Centrum 
Rijk 

Semi-periferie
In ontwikkeling

Periferie
Arm 

Slide 18 - Tekstslide

Begeleid inoefenen
Opdracht 6

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

bron:
BuiteNLand 
Noorhoff
Hoe ontwikkeld zijn de landen?
We kijken naar de levensverwachting en alfabetiseringsgraad.

Slide 21 - Tekstslide

LESPROGRAMMA

  • Wat weet jij inmiddels?                                                                           
  • Uitleg § 4.2                                                    
  • Aan de slag.....

Opdrachten Wb. 94/ 1, 2,4,6 

Slide 22 - Tekstslide

Leerdoelen

  1.  Je weet wat de begrippen welvaart en welzijn betekenen.
  2. Je begrijpt waarom welvaart en welzijn belangrijk zijn om te bepalen of inwoners arm of rijk zijn.
  3. Je kunt de wereld in drie groepen landen verdelen als je kijkt naar de welvaart.

Slide 23 - Tekstslide

Evaluatie
  • Ik snap niet waar het over gaat (vuist)
  • Ik heb meer uitleg nodig (1 vinger)
  • Ik heb een aantal vragen (2 vingers)
  • Ik twijfel nog één beetje hoe het werkt (3 vingers)
  • Ik weet het, ik wil er graag mee aan de slag (4 vingers)
  • ík kan het iedereen uitleggen (5 vingers)

Slide 24 - Tekstslide

Wat ging er goed en waardoor kwam dat?
Wat ging er minder goed en hoe kwam dat?
Noem een positief punt over hoe je aan deze les hebt gewerkt?
Wat heb je gedaan om de leerdoelen te behalen?
Wat zou je een andere keer anders doen en waarom?
Wie of wat heeft jou goed geholpen om de leerdoelen te behalen?

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Video

Slide 29 - Video