Nederlands les 2 - periode 3

• Nederlands
• MBO
• Studiejaar 1

Check 

1) Telefoon in de zak naast de deur
2) Laptop dicht op tafel

Nederlands les 2 - 2F en 3F

Instellingsexamen Gesprekken voeren

1. Uitdelen opdrachtenboekjes

2. Uitdelen opdrachtenboekjes

3. Opdracht

4. Pauze

5. Afsluiting

Leerdoelen

Aan het einde

Programma en doelen

Uitdelen opdrachtenboekjes

Weet iedereen nog wanneer zijn examen is?

Een goed gesprek

1. Luisteren: een goed gesprek begint met luisteren.

2. Samenvatten zorgt voor duidelijkheid in een gesprek.

3. Doorvragen!

ACTIEF LUISTEREN = BETROKKEN ZIJN

• Afsluiten voor andere dingen, de rust om te luisteren
• Lichaamstaal (zithouding, oogcontact, rust) 
• Knikje, 'mimiek'
• Luistergeluiden (hmhm)
• De ander laten uitpraten
• Samenvatten / doorvragen. Hoe?

Hoe kom je aan het woord en 

hoe houd je het gesprek op gang?

• Stel open vragen, luister actief en vraag door.
• Reageer op wat de ander zegt.
• Sta open voor wat de ander zegt.
• Laat de ander uitpraten.
• Controle: begrijp ik het goed dat..
• Ik begrijp wat je zegt, maar..
• Ik wil even terugkomen op …...
  

Samengevat

Actieve gesprekshouding:

• Zorg ervoor dat je rechtop zit en elkaar goed kunt aankijken.
• Neem een open houding aan, niet met je armen over elkaar.
• Gebruik handgebaren om je boodschap te ondersteunen.
• Je humt en knikt, zodat je gesprekspartner merkt dat je luistert.
• Maak oogcontact met je gesprekspartner.
• Laat de ander uitpraten.
• Luister goed naar de vraag en vraag, indien nodig, om verduidelijking.

Voorbereiden examen

Aan de slag met 2F:

1) het vinden van een passende vacature
2) beantwoorden vragen (uitschrijven).
3)Het maken van een spiekbrief (steekwoorden)

Aan de slag met 3F:

1) uitwerken van de vragen
2) het maken van een agenda
3) het maken van een spiekbrief (steekwoorden).

Taalblokken

Module - Beroepsgerichte modules 2F

Hoofdstuk 3: solliciteren! 

taalsituatie 5 & taalsituatie 6

Taalblokken

Module - Beroepsgerichte modules 3F

Hoofdstuk 1: werkoverleg voeren

Nabespreken

* Meld vooraf aan de docent dat jij examen
hebt.

* Kom op tijd bij het examen
(grote vergaderzaal). 
* Neem je spullen geprint mee.
Agenda of vacature en spiekbrief.