Thema 7 - De VOC

Programma
Terugblik d.m.v. quiz

Aan de slag:
- afmaken opdracht 11 t/m 17 op blz. 12 en 13 

- Vaar mee met de VOC, aflevering 1

1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
Mens & MaatschappijMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Programma
Terugblik d.m.v. quiz

Aan de slag:
- afmaken opdracht 11 t/m 17 op blz. 12 en 13 

- Vaar mee met de VOC, aflevering 1

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
Aan het einde van de les kan je:
  1. Uitleggen hoe De Republiek (der zeven verenigde Nederlanden) is ontstaan.
  2. Uitleggen waarom Amsterdam een wereldstad was.
  3. Herkennen uit welke plek specerijen werden gehaald.
  4. Beschrijven wat het verschil is tussen de handelsroute voor 1498 en na 1498.
  5. Uitleggen waarom de VOC werd opgericht, wat voor bedrijf het was, en welke rechten ze kregen.
  6. Uitleggen hoe de VOC aan haar geld kwam. 
  7. Je kunt uitleggen wat aandelen zijn.
  8. De afzet en de omzet berekenen
  9. De brutowinst en nettowinst berekenen

Slide 2 - Tekstslide

Een bedrijf met vestigingen over de hele wereld noem je een...
A
Onderneming
B
Handelsonderneming
C
Multinational
D
Aandeel

Slide 3 - Quizvraag

Hoe kon de VOC zijn handelsreizen vergoeden?
A
Door geld in te zamelen.
B
Door aandelen uit te geven.
C
Door veel geld te sparen
D
Alle antwoorden zijn onjuist.

Slide 4 - Quizvraag

Wat hoort NIET bij VOC?
A
Handelsonderneming
B
Aandelen
C
Specerijen
D
Slavenhandel

Slide 5 - Quizvraag

Waar specialiseerde de VOC zich in?
A
Peper, zout en goud
B
Thee, kruiden, peper, specerijen, porselein
C
Porselein, goud en peper
D
Thee, slaven, tabak en kruiden

Slide 6 - Quizvraag

Stelling:
Als onderneming koop ik wol en maak er mooie truien van. Vervolgens verkoop ik deze door. Ik ben dan een handelsonderneming.

A
Waar
B
NIET waar

Slide 7 - Quizvraag

VOC staat voor
A
Vereniging Oost-Indische Compagnie
B
Verenigde Oost-Indie Compagnie
C
Verenigde Oost-Indische Compagnie
D
Verenigde Oost-Indische Campagne

Slide 8 - Quizvraag

De VOC is opgericht in ...
A
1600
B
1602
C
1580
D
1608

Slide 9 - Quizvraag

Welke stad werd in de 17e eeuw de belangrijkste stad ter wereld?
A
Rotterdam
B
Java
C
Antwerpen
D
Amsterdam

Slide 10 - Quizvraag

Hoe kwam het dat Amsterdam zo belangrijk werd?
A
Amsterdam vervoerde wollen stoffen over de hele wereld.
B
Amsterdam had een gunstige ligging en daarbij vervoerde ze zelf specerijen vanuit Azië.
C
Amsterdam was de eerste stad die onafhankelijk werd van Spanje.
D
Alle antwoorden zijn onjuist.

Slide 11 - Quizvraag

Aan de slag
- opdracht 11 t/m 17  afmaken op blz. 12 en 13 van je werkboek

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Video

Nakijken
- opdracht 11 t/m 17 --> blz. 12 en 13 van je werkboek

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

1. Hoe zag het leven eruit op de boot van de VOC?

Slide 16 - Open vraag

Noem 5 Kruiden waar de VOC mee handelden.

Slide 17 - Open vraag

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Leerdoelen
Aan het einde van de les kan je:
1. Uitleggen hoe De Republiek (der zeven verenigde Nederlanden) is ontstaan. 
- Nederland kwam in opstand tegen de koning en werd hierdoor in 1579 onafhankelijk (alleen het noorden)

2. Uitleggen waarom Amsterdam een wereldstad was. 
Amsterdam had een gunstige ligging en daarbij vervoerde ze zelf specerijen vanuit Azië.

3. Herkennen uit welke plek specerijen werden gehaald.
> Java: Peper.            > Molukken: Kaneel, nootmuskaat en kruidnagel.

4. Beschrijven wat het verschil is tussen de 
handelsroute voor 1498 en na 1498.
Vóór 1498: > De reis duurde 2 jaar                             
                   > De specerijen werden niet zelf                      
                     gehaald.
 Ná 1498: 
> Reis duurde 9 maanden.
> De specerijen werden zelf door De Republiek gehaald uit Azie. Hierdoor verdiende De Republiek enorm veel geld.

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Video

maken en bespreken
- opdracht 19, 22, 24 en 25
op bladzijde 14 en 15.

Slide 23 - Tekstslide

Bedenk een toets vraag

Slide 24 - Open vraag

Bedenk nog een toets vraag

Slide 25 - Open vraag

Schrijf op wat je denkt te moeten weten voor de toets

Slide 26 - Tekstslide