Dorpskrant les 2: waar let je op bij het schrijven?
Nederlands - Periode 3
De Dorpskrant - Les 2
Creatief schrijven & Spelling
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2
In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Nederlands - Periode 3
De Dorpskrant - Les 2
Creatief schrijven & Spelling
Slide 1 - Tekstslide
Vorige les heb je geleerd...
...waarom het belangrijk is om het onderscheid te zien tussen deze teksten.
Slide 2 - Tekstslide
Deze les ga je leren...
...wat ook alweer belangrijk was bij het schrijven van een tekst (herhaling jaar 1 en periode 1).
Slide 3 - Tekstslide
Schrijven: terugblik
Jaar 1: betoog en sprookje
Jaar 2: uiteenzetting
Waaraan moest je tekst voldoen?
Slide 4 - Tekstslide
Wat is belangrijk als je een tekst gaat schrijven?
Slide 5 - Woordweb
Aan de slag!
Je gaat drie korte teksten schrijven. Woorden die je moet gebruiken: leerling, kluisje, boterhamzakjes, tweede verdieping.
Tekst 1 - tekstdoel = informeren. Tekstvorm = nieuwsbericht
Tekst 2 - tekstdoel = overhalen. Tekstvorm = advertentie
Tekst 3 - tekstdoel = amuseren. Tekstvorm = gedicht/verhaal
Drie keer dezelfde woorden, maar drie keer een ander tekstdoel.
Klaar? Ga naar de volgende slide.
timer
15:00
Slide 6 - Tekstslide
Nieuwsbericht
Minimaal 7 zinnen
Slide 7 - Open vraag
Advertentie
Slide 8 - Open vraag
Gedicht verhaal Minimaal 8 zinnen
Slide 9 - Open vraag
Aan de slag!
Maak de vragen op de volgende slides.
Slide 10 - Tekstslide
Hoe is een goede tekst opgebouwd?
A
Inleiding en middenstuk
B
Inleiding, middenstuk en slot
C
Middenstuk en slot
D
Inleiding en slot
Slide 11 - Quizvraag
Wat vind je in het middenstuk van de tekst?
A
de inleiding
B
de mening van de schrijver
C
de conclusie
D
de deelonderwerpen
Slide 12 - Quizvraag
Wat is een deelonderwerp?
A
een onderwerp van een hoofdstuk
B
een aspect van het onderwerp
C
een aspect van het slot
D
een onderwerp van de eerste alinea
Slide 13 - Quizvraag
Wat zou een deelonderwerp kunnen zijn in een tekst over school?
A
De dierenwinkel
B
De geschiedenis van voetbal
C
Pauzes in de aula
D
Zakgeld
Slide 14 - Quizvraag
Wat zou een deelonderwerp kunnen zijn in een tekst over politiek?
A
Gezelschapsspellen
B
Verkiezingen
C
Vakantiereizen
D
De woestijn
Slide 15 - Quizvraag
Wat is een kernzin?
A
De eerste zin van de inleiding
B
De laatste zin van het slot
C
De belangrijkste zin van een tekst
D
De belangrijkste zin van een alinea
Slide 16 - Quizvraag
Lees (en beluister) de tekst.
Slide 17 - Tekstslide
Wat is het onderwerp van de tekst?
Slide 18 - Open vraag
Op welke vraag wil de tekst antwoord geven?
Slide 19 - Open vraag
In welke alinea wordt uitgelegd waardoor er steeds meer kinderen met handschriftproblemen komen?
A
Alinea 1
B
Alinea 2
C
Alinea 3
Slide 20 - Quizvraag
Wat is de kernzin van alinea 2?
A
Volgens handschrifttherapeut Peggy de Vries hebben handschriftproblemen vooral te maken met het feit dat de overheid aan het vak Schrijven geen prioriteit meer geeft.
B
De Vries vindt het logisch dat het resultaat een toenemend aantal kinderen met handschriftproblemen is.
C
Alinea 3
Slide 21 - Quizvraag
Wat is de kernzin van alinea 3?
A
Een slecht leesbaar handschrift leidt vaak tot grote frustratie bij een leerling.
B
Per slot van rekening wordt zo'n 50 procent van de tijd op school besteed aan schrijftaken voor diverse vakken.
C
Alinea 3
Slide 22 - Quizvraag
Welke oorzaken van handschriftproblemen noemt de tekst?
A
Vak schrijven heeft geen prioriteit meer op de basisschool.
B
Vak schrijven heeft geen prioriteit meer op de basisschool en in de opleidingen voor leraar basisonderwijs.
Vak schrijven heeft geen prioriteit meer op de basisschool en in de opleidingen voor leraar basisonderwijs. Ook motorische beperkingen veroorzaken handschriftproblemen.
Slide 23 - Quizvraag
Uit hoeveel stappen bestaat de werkwijze van handschrifttherapeut De Vries?
A
3 stappen
B
4 stappen
C
5 stappen
D
6 stappen
Slide 24 - Quizvraag
Noteer uit alinea 6 de zin die de hoofdgedachte van de tekst het best weergeeft.
Slide 25 - Open vraag
Opdracht
Werk nu tot het einde van de les verder aan je dorpskrant. Bedenk wat voor verhalen er in je dorpskrant komen(tekstsoorten en tekstdoelen). Welke personen daar een rol in spelen en hoe je dit wil gaan aanpakken.
Werk eventueel verder aan de naam van je dorp, de naam van je dorpskrant en bedenk verschillende dorpsbewoners (uiterlijk, leeftijd, beroep/school).