Betoog h3 talent

Betoog h3 talent
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Betoog h3 talent

Slide 1 - Tekstslide

Lees voor je begint deze aanwijzingen goed door:
Beantwoord de open vragen in volledige zinnen, in correct Nederlands.
• Geef bij meerkeuzevragen één duidelijk leesbaar antwoord.
• Als je iets moet citeren, doe dat dan zo: ‘Schattig hoor ... in hand.’ (r. 1)
• Geef niet meer antwoorden (zinnen, redenen, voorbeelden, e.d.) dan er worden gevraagd. Als er bijvoorbeeld één reden wordt gevraagd en je geeft meer dan één reden, wordt alleen de eerste reden in de beoordeling meegeteld.
• Indien er een maximum aantal woorden voor een antwoord wordt gegeven, overschrijd dat dan niet. Noteer achter je antwoord hoeveel woorden je gebruikt hebt.

Slide 2 - Tekstslide


Welk soort
argumentatieschema
is dit?
standpunt
argument
argument
A
enkelvoudige argumentatie
B
nevenschikkend afhankelijke argumentatie
C
enkelvoudige onderschikkende argumentatie
D
nevenschikkend en onderschikkende argumentatie

Slide 3 - Quizvraag


Wat voor soort argumentatie is dit?
A
nevenschikkende argumentatie
B
onderschikkende argumentatie
C
nevenschikkende en onderschikkende argumentatie

Slide 4 - Quizvraag


Wat voor soort argumentatie is dit?
A
enkelvoudige argumentatie
B
onderschikkende argumentatie
C
nevenschikkende argumentatie
D
nevenschikkende en onderschikkende argumentatie

Slide 5 - Quizvraag

Kenmerken van een betoog

Slide 6 - Woordweb

Slide 7 - Video

Wat is de functie van dit tekstgedeelte?

Mijn leraar zegt dat ik niet goed geleerd heb, maar dat is niet waar. Ik heb gewoon nog nooit zo'n fijne quiz gehad waarmee ik echt goed kan oefenen.
A
Verklaring
B
Relativering
C
Stelling
D
Weerlegging

Slide 8 - Quizvraag

Wat is de functie van het volgende tekstgedeelte?

Wat voor mij de ideale docent is? Iemand die nooit huiswerk geeft, nooit moppert en me een leuke quiz voorschotelt tijdens de Topweek.
A
Definitie
B
Advies
C
Hypothese
D
Uitkomst

Slide 9 - Quizvraag

Als een alinea de functie heeft van een nuancering, dan...
A
Geeft de schrijver een oplossing.
B
Maakt de schrijver bezwaar tegen een eerdere bewering.
C
Zwakt de schrijver een standpunt iets af.
D
Ontkent de schrijver de juistheid van een bewering.

Slide 10 - Quizvraag

Welk soort argument?
A
vermoedens
B
feiten
C
ervaring
D
onderzoek

Slide 11 - Quizvraag

Welk soort argument herken je?
A
Vermoedens
B
Persoonlijke overtuiging of geloof
C
Emoties
D
Ervaring

Slide 12 - Quizvraag

Herhaling argumentatiestructuur
timer
1:00
Enkelvoudige argumentatie
Nevenschikkende argumentatie
Onderschikkende argumentatie

Slide 13 - Sleepvraag

Uiteenzetting
Beschouwing
Betoog
Argumentatiestructuur
Voor- en nadelenstructuur
Aspectenstructuur

Slide 14 - Sleepvraag

Slide 15 - Video

Zet de juiste tekstsoorten bij de juiste tekstdoelen.
Tekstdoel Informeren
Tekstdoel Overtuigen
Tekstdoel Amuseren
Tekstdoel activeren
Tekstdoel instrueren
Een nieuwsbericht over gestrande trein
Recensie over eenfilm

Een mop in een tijdschrift
Een oproep op een website om te gaan protesteren. 
Artikel op een website warin iemand zijn mening geeft over een vuurwerkverbod.
Spelhandleiding hoe je 'Yahtzee' moet spelen.

Slide 16 - Sleepvraag



Feit of mening?
A
mening
B
feit

Slide 17 - Quizvraag

Feit of mening?
A
In deze alinea staan enkel feiten.
B
In deze alinea staan enkel meningen.
C
In deze alinea staan zowel feiten als meningen.
D
In deze alinea staan zowel geen feiten als meningen.

Slide 18 - Quizvraag

Feit of mening?
A
In deze alinea staan alleen feiten.
B
In deze alinea staan alleen meningen.
C
In deze alinea staan feiten én meningen.
D
In deze alinea staan geen feiten en geen meningen.

Slide 19 - Quizvraag

Argument
Standpunt
Tegenargument
Weerlegging
Er moet meer geïnvesteerd worden in windenergie.
Windenergie is schoon.
Windmolens vervuilen het landschap.
Plaats de windmolens op zee.

Slide 20 - Sleepvraag

inleiding
kern
slot
De schrijver trekt de aandacht van de lezer
De schrijver trekt een conclusie
De schrijver geeft argumenten en tegenargumenten
De schrijver roept op om actie te ondernemen
De schrijver motiveert het publiek om te blijven lezen
De schrijver noemt oorzaak en gevolgen
De schrijver kijkt naar de toekomst

Slide 21 - Sleepvraag

Hoe goed ben jij in het maken van een toets?
(op een schaal van 1 tot 10)
010

Slide 22 - Poll