Financiële berekeningen - Procenten % check

PERCENTAGES
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
RekenenMBOStudiejaar 1,2

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

PERCENTAGES

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een percentage?

Slide 2 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Wat is nu een procent? 
Procenten geven een deel van het geheel aan, net als een breuk.

Eén procent (1%) is            van het totaal. 

100% is het totaal.



1001

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe schrijf je 1/4 als percentage?
A
20%
B
25%
C
40%
D
50%

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe bereken je een percentage? %
A
Deel x geheel x 100
B
Geheel x deel : 100
C
Geheel : deel x 100
D
Deel : geheel x 100

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is anderhalf als percentage?
A
1,5%
B
15%
C
150%
D
1500%

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is 0,025 als percentage?
A
2,5%
B
25%
C
0,25%
D
0,025%

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Sleep de juiste waarde van 100% naar het juiste deel met bijbehorend percentage
100% =
deel en %
20% = 90
12,5% = 80
360 = 120% 
405 = 75%
450
640
300
540

Slide 8 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoeveel procent korting krijg je? Rond af op hele procenten.

Slide 9 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoeveel procent is gekleurd?

Slide 10 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

In 2013 waren er 9450 meisjes die een exacte studie volgden. In 2014 waren er 9639 meisjes die een exacte studie volgden.
Dat is een toename van ................ %
A
10 %
B
1,5 %
C
2 %
D
20 %

Slide 11 - Quizvraag

Deel / geheel x 100
2013: 9450 = 100%
2014: 9639 = 102%
9639/9450x100= 102%
Toename is 102%-100% = 2%

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Een nieuwe racefiets kost 800 euro, maar voor topsporters gaat er 16% korting af, wat is het kortingsbedrag?
A
8 euro
B
64 euro
C
128 euro
D
256 euro

Slide 13 - Quizvraag

800 euro = 100%
800 / 100(%) x 16(%) = 128 euro

Wat heb je nodig om
dit te begrijpen?

Slide 14 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Soorten rente
1. Enkelvoudige interest
2. Samengestelde interest

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Rente (interest)
- Spaargeld: vergoeding die je krijgt
- Leningen: vergoeding die je betaalt

Slide 16 - Tekstslide

Geld lenen
Veel particulieren lenen. Vaak is dat omdat je niet voldoende spaargeld hebt om wat je wilt kopen aan te schaffen. Zeker als het om een huis gaat.
Ondernemingen investeren graag. Ze moeten bijvoorbeeld een nieuwe machine aanschaffen of fors verbouwen. Voor investeringen heeft een bedrijf vaak veel geld (vermogen) nodig. Lenen kan dan een optie zijn. Maar lenen kost geld. Je moet daarvoor interest betalen.
Natuurlijk moet je het geleende geld terugbetalen. Dat noem je aflossen.
Als je geld leent, moet je dus interest betalen en moet je de lening aflossen.
Hoe minder je leent, hoe minder interest je moet betalen. Dat hangt natuurlijk ook af van het interestpercentage van dat moment.
Soorten rente

Slide 17 - Tekstslide

Enkelvoudige interest 
5000 = 100%
5000/100x2,5% = 125 euro PER JAAR
5 jaar is dan 125 euro x 5 jaar = 625 euro aan rente


Huiswerk
Voor deze opdracht lever je een uitleg in over:

  1. Enkelvoudige interest
  2. Samengestelde interest

Per type interest geef TWEE voorbeelden. Dus in totaal vier voorbeelden.
Je mag een geschreven Word document inleveren óf een video van jezelf waarin je uitleg geeft.
Let op: zet de uitleg in je eigen woorden. Plagiaatcontrole staat aan bij deze opdracht. 




Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies