Wat is LessonUp
Zoeken
Kanalen
Inloggen
Registreren
‹
Terug naar zoeken
Chapter 1 - Grammar I
What are we going to do today?
- Newsround
- Study words
- Grammar + ex. 56 tm 61.
- Time left? Gimkit!
timer
10:00
1 / 16
volgende
Slide 1:
Tekstslide
Engels
Middelbare school
havo
Leerjaar 1
In deze les zitten
16 slides
, met
interactieve quizzen
en
tekstslides
.
Start les
Bewaar
Deel
Printen
Onderdelen in deze les
What are we going to do today?
- Newsround
- Study words
- Grammar + ex. 56 tm 61.
- Time left? Gimkit!
timer
10:00
Slide 1 - Tekstslide
Wat weet je van de
tegenwoordige tijd?
Slide 2 - Woordweb
Grammar: Present Simple
Present Simple = de tegenwoordige tijd
Je gebruikt de PS om te praten over: feiten, gewoontes, gebeurtenissen of iets wat regelmatig gebeurt.
Slide 3 - Tekstslide
Present Simple
Vorm van to be in the PS :
Ik ben - I am
Jij bent - You are
Hij/zij/het is - He/she/it is
Wij zijn - We are
Jullie zijn - You are
U bent - You are
Slide 4 - Tekstslide
Present Simple
Bij andere woorden in de tegenwoordige tijd gebruik je vaak het: hele werkwoord. Bijvoorbeeld: Ik loop naar school = I walk to school.
Bij he/she/it veranderd de spelling soms of wat er wat toegevoegd. Dit noemen we de SHIT regel.
She/He/It krijg een S bij het werkwoord
Slide 5 - Tekstslide
Present Simple
Bijvoorbeeld:
Ik studeer = I study. / Zij studeert = She stud
ies
Woorden die eindigen op medeklinker + y krijgen -ies.
Ik speel = I play / Zij speelt = she play
s
.
Woorden die eindigen op klinker + y krijgen - s
Slide 6 - Tekstslide
Present Simple
Bij de werkwoorden die eindigen in een -S klank:
I watch = She watches / krijgt he/she/it -es erachter
ook bij de werkwoorden do & go komt er -es achter.
I do / he does
We go / it goes
Slide 7 - Tekstslide
It ..………………. on raining.
A
carry
B
carries
Slide 8 - Quizvraag
We ……………………. our homework in class
A
do
B
does
Slide 9 - Quizvraag
Zet in de PS:
I ....…… (cycle) to school
Slide 10 - Open vraag
Zet in de PS:
She ……… (like) to bake cookies
Slide 11 - Open vraag
Personal pronoun
Personal pronoun = persoonlijk voornaamwoord.
Je hebt subject en object pronoun.
Subject pronoun staat vaak aan het begin van de zin.
Een object pronoun staat vaak aan het einde van de zin.
Slide 12 - Tekstslide
Subject pronoun
I
You
He
She
It
We
You
They
Object pronoun
Me
You
Him
Her
It
Us
You
Them
Slide 13 - Tekstslide
Interrogative pronoun
Interrogative pronoun = vragend voornaamwoord.
Vragende voornaamwoorden staan vaak in het begin van de zin.
Vragende voornaamwoorden in het Nederlands zijn:
wie, wat, waar, wanneer, hoe, waarom, welke
Slide 14 - Tekstslide
In het Engels heb je:
Wie - Who
Wat - What
Waar - Where
Wanneer - When
Welke - Which
Hoe - How
Waarom - Why
Slide 15 - Tekstslide
Do:
Practice Read Theory on your laptop
timer
10:00
Slide 16 - Tekstslide
Meer lessen zoals deze
Present simple/ vragende voornaamwoorden/persoonlijke voornaamwoorden
17 dagen geleden
- Les met
47 slides
Engels
Middelbare school
mavo
Leerjaar 1
Interrogative Pronouns
Juni 2022
- Les met
17 slides
Engels
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 1
Lesson 8. 8/9
September 2020
- Les met
16 slides
Engels
Middelbare school
havo
Leerjaar 1
Lesson 11. Grammar revision
Oktober 2021
- Les met
11 slides
Engels
Middelbare school
mavo
Leerjaar 1
Lesson 14. 24/9
September 2020
- Les met
23 slides
Engels
Middelbare school
havo
Leerjaar 1
Lesson 11. Grammar revision + speaking
Oktober 2021
- Les met
30 slides
Engels
Middelbare school
Present Simple vs Present Continuous 1
September 2024
- Les met
33 slides
Engels
Middelbare school
vmbo t, mavo, havo, vwo
Leerjaar 1,2
M 1 Present Simple (herhalen)
Juni 2022
- Les met
32 slides
Engels
Middelbare school
vmbo k, g, t, mavo
Leerjaar 1