Schrijf een (korte) zin over jezelf in de tegenwoordige tijd met één werkwoord. Bijv.: Ik houd van pizza.
Slide 16 - Open vraag
Schrijf een (korte) zin over jezelf in de tegenwoordige tijd met twee werkwoorden, het eerste werkwoord moet een vorm zijn van hebben of zijn. Bijv.: Ik ben naar school gefietst.
Slide 17 - Open vraag
'Ik houd van pizza' --> dit is nu zo en zal volgende week ook nog wel zo zijn:
o.t.t. = onvoltooid tegenwoordige tijd
onvoltooid = nog niet klaar
Slide 18 - Tekstslide
'Ik ben naar school gefietst' --> dit is net gebeurd (dus tegenwoordige tijd) en is wél al klaar
v.t.t. = voltooid tegenwoordige tijd
voltooid = klaar
Slide 19 - Tekstslide
Schrijf een (korte) zin over jezelf in de verleden tijd met één werkwoord.
Bijv.: Ik hield van achtbanen.
Slide 20 - Open vraag
Schrijf een (korte) zin over jezelf in de verleden tijd met twee werkwoorden, waarvan het eerste werkwoord een vorm van hebben of zijn is.
Bijv.: Heb ik van achtbanen gehouden?
Slide 21 - Open vraag
'Ik hield van achtbanen' --> Dit vond in het verleden plaats, maar je weet niet of het nu nog steeds zo is.
o.v.t. = onvoltooid verleden tijd
onvoltooid = niet klaar
Slide 22 - Tekstslide
'Ik heb van achtbanen gehouden'
v.v.t. = onvoltooid verleden tijd
voltooid = klaar
Slide 23 - Tekstslide
Slide 24 - Tekstslide
Slide 25 - Tekstslide
Agenda
11:30 - 11:45: landen en 10 min. lezen
11:45 - 12:00: uitleg §12 - PV in samengestelde zinnen