Les V2B - §13 Werkwoordsvormen & werkwoordstijden - 20.03.24


Nederlands 
 
§13 Werkwoordsvormen & werkwoordstijden
 
V2B
20-03-2024
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les


Nederlands 
 
§13 Werkwoordsvormen & werkwoordstijden
 
V2B
20-03-2024

Slide 1 - Tekstslide

Agenda
  • 11:30 - 11:45:  landen en 10 min. lezen 
  • 11:45 - 12:05:  uitleg §13 - werkwoordsvormen 
  • 12:05 - 12:15:  oefenen  
  • 12:15- 12:20:  oefeningen bespreken  
  • 12:20 - 12:40:  oefentoets §12
  • 12:45:               afsluiting 
  • 12:50:               einde les 

Slide 2 - Tekstslide


Eerst... 
lekker 10 minuten lezen! 
timer
10:00

Slide 3 - Tekstslide

Agenda
  • 11:30 - 11:45: landen en 10 min. lezen
  • 11:45 - 12:05: uitleg §13 - werkwoordsvormen
  • 12:05 - 12:15: oefenen
  • 12:15- 12:20: oefeningen bespreken
  • 12:20 - 12:40: oefentoets §12
  • 12:45: afsluiting
  • 12:50: einde les 

Slide 4 - Tekstslide

Een samengestelde zin kan nooit bestaan uit:
A
een hoofdzin en een bijzin
B
twee hoofdzinnen en een bijzin
C
twee bijzinnen
D
twee hoofdzinnen en twee bijzinnen

Slide 5 - Quizvraag

Wat is de correcte vorm van de gebiedende wijs in deze zin?
… (zorgen) voor voldoende afstand tot degene die voor je fietst.

A
Zorgen
B
Zorgde
C
Zorgt
D
Zorg

Slide 6 - Quizvraag

In de gebiedende wijs staat het werkwoord altijd in de...
A
hij vorm
B
ik- vorm
C
infinitief
D
stam + T vorm

Slide 7 - Quizvraag

Wat is de correcte vorm van de aanvoegende wijs in deze zin?
Wie de schoen past, … (trekken) hem aan.

A
trekt
B
trekken
C
trek
D
trekke

Slide 8 - Quizvraag

Is deze zin enkelvoudig (ev) of samengesteld (sg)?
Tess leent jou geen geld, omdat jij alles aan luxe spullen uitgeeft. [ev / sg]
A
ev
B
sg

Slide 9 - Quizvraag

Wat is de ik- vorm t.t. van het werkwoord "showen"?
A
show
B
showt
C
showe
D
showwe

Slide 10 - Quizvraag

Agenda
  • 11:30 - 11:45: landen en 10 min. lezen
  • 11:45 - 12:05: uitleg §13 - werkwoordsvormen
  • 12:05 - 12:15: oefenen
  • 12:15- 12:20: oefeningen bespreken
  • 12:20 - 12:40: oefentoets §12
  • 12:45: afsluiting
  • 12:50: einde les 

Slide 11 - Tekstslide

§13 - werkwoordsvormen 
  • Pak je schrift
  • Pak je pen
  • Doe mee: goed antwoord = eeuwige roem ennnn.... ?

Slide 12 - Tekstslide

Ik schrijf.  

  • In welke tijd staat deze zin? 

  • Deze zin staat in de t.t (tegenwoordige tijd)   

Slide 13 - Tekstslide

Ik schreef.  

  • In welke tijd staat deze zin? 

  • Deze zin staat in de v.t (verleden tijd)   

Slide 14 - Tekstslide

Geschreven  

  • Wat voor soort woord is dit? 
  • Dit is een v.d. (voltooid deelwoord) 

Slide 15 - Tekstslide

Ik schrijf.  

  • Deze zin staat in de t.t (tegenwoordige tijd)   
Maar je kan ook zeggen: 
  • Ik heb geschreven.


Slide 16 - Tekstslide

Ik heb geschreven.   

  • In welke tijd staat deze zin? 
  • Deze zin staat in de v.t.t. (voltooid tegenwoordige tijd) 
  • Waarom voltooid? 
  • geschreven
  • Waarom tegenwoordige tijd?
  • heb
  • voltooid (tegenwoordige) tijd = werkwoord in de voltooide tijd + een werkwoord van hebben of zijn in de tegenwoordige tijd  

Slide 17 - Tekstslide

Ik schrijf.   

  • Wat is het verschil met 'ik heb geschreven?' 
  • 'Ik schrijf' staat in de o.t.t. (onvoltooid tegenwoordige tijd) 
  • Waarom onvoltooid? 
  • Maar één werkwoord
  • Waarom tegenwoordige tijd?
  • schrijf
  • onvoltooid tegenwoordige tijd = maar één werkwoord/ pv in de tegenwoordige tijd

Slide 18 - Tekstslide

Ik schreef.  

  • Deze zin staat in de v.t (verleden tijd)   
Maar je kan ook zeggen: 
  • Ik had geschreven.


Slide 19 - Tekstslide

Ik had geschreven.   

  • In welke tijd staat deze zin? 
  • Deze zin staat in de v.v.t. (voltooid verleden tijd) 
  • Waarom voltooid? 
  • geschreven
  • Waarom verleden tijd?
  • had
  • voltooid (verleden) tijd = werkwoord in de voltooide tijd + een werkwoord van hebben of zijn in de verleden tijd 

Slide 20 - Tekstslide

Ik schreef.   

  • Wat is het verschil met 'ik had geschreven?' 
  • 'Ik schreef' staat in de o.v.t. (onvoltooid verleden tijd) 
  • Waarom onvoltooid? 
  • maar één werkwoord/ pv in de verleden tijd
  • Waarom tegenwoordige tijd?
  • schreef
  • onvoltooid verleden tijd = maar één werkwoord/ pv in de verleden tijd

Slide 21 - Tekstslide

  • o.t.t = ?
  • onvoltooid tegenwoordige tijd
  • v.t.t. = ?
  • voltooid tegenwoordige tijd
  • v.v.t. = ?
  • voltooid verleden tijd
  • o.v.t. = ?
  • onvoltooid verleden tijd

Slide 22 - Tekstslide

Agenda
  • 11:30 - 11:45: landen en 10 min. lezen
  • 11:45 - 12:05: uitleg §13 - werkwoordsvormen
  • 12:05 - 12:15: oefenen
  • 12:15- 12:20: oefeningen bespreken
  • 12:20 - 12:40: oefentoets §12
  • 12:45: afsluiting
  • 12:50: einde les 

Slide 23 - Tekstslide

Oefenen
  • Maak deze oefening zelfstandig: 

De zinnen staan in de ott. Zet ze in de tijd die achter de zin staat.
a Bouwt deze aannemer z’n huizen niet snel? ovt
 b Eet mijn broertje elke dag een banaan? vtt
 c De harde muziek beschadigt mijn gehoor. ovt
 d De festivalgangers kopen oordopjes om hun gehoor te 
    beschermen. vvt

timer
6:00

Slide 24 - Tekstslide

Oefening bespreken
  • Bouwt deze aannemer z’n huizen niet snel? 
  • ovt = Bouwde deze aannemer z’n huizen niet snel? 

Eet mijn broertje elke dag een banaan? 
  • vtt = Heeft mijn broertje elke dag een banaan gegeten?

De harde muziek beschadigt mijn gehoor. 
  • ovt = De harde muziek beschadigde mijn gehoor. 

De festivalgangers kopen oordopjes om hun gehoor te beschermen. 
  • vvt = De festivalgangers hadden oordopjes gekocht om hun gehoor te beschermen.

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide

Agenda
  • 11:30 - 11:45: landen en 10 min. lezen
  • 11:45 - 12:05: uitleg §13 - werkwoordsvormen
  • 12:05 - 12:15: oefenen
  • 12:15- 12:20: oefeningen bespreken
  • 12:20 - 12:40: oefentoets §12
  • 12:45: afsluiting
  • 12:50: einde les 

Slide 28 - Tekstslide

Oefentoets
  • Maak de oefentoets van §12: PV in samengestelde zinnen
  • Je krijgt hier 20 minuten de tijd voor
  • Heb je het af: dan mag je iets voor jezelf doen. 
timer
20:00

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Tekstslide