Diabetes

Wat is de officiële benaming voor suikerziekte?
A
Diabetes Type 1
B
Diabetes Type 2
C
Diabetes Naxon
D
Diabetes Mellitus
1 / 25
volgende
Slide 1: Quizvraag

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Wat is de officiële benaming voor suikerziekte?
A
Diabetes Type 1
B
Diabetes Type 2
C
Diabetes Naxon
D
Diabetes Mellitus

Slide 1 - Quizvraag

- Diabetes type 1: er wordt geen insuline meer aangemaakt
- Diabetes type 2: het lichaam reageert niet meer goed op insuline
- Diabetes mellitus: verzamelnaam van alle verschillende soorten suikerziektes


(DM 1: een auto-immuunziekte. Dat betekent dat het afweersysteem het lichaam aanvalt)

Slide 2 - Tekstslide

Voedingsmiddelen geven ons..
A
energie
B
een vol gevoel
C
overgewicht
D
diabetes

Slide 3 - Quizvraag

Van veel snoepen krijg je diabetes
A
Waar
B
Niet waar

Slide 4 - Quizvraag

Bij welke van onderstaande antwoorden spreken we van ouderdomsdiabetes?
A
Diabetes type 1
B
Diabetes type 2

Slide 5 - Quizvraag

Vroeger heette diabetes type 2 ouderdomssuiker

Bij diabetes type 2 reageert het lichaam niet meer goed op insuline. Daardoor blijft er te veel suiker in je bloed zitten


Slide 6 - Tekstslide

Welk type diabetes is insulineafhankelijk?
A
Type 1
B
Type 2

Slide 7 - Quizvraag

Waar wordt glucose opgeslagen wanneer je dit tijdelijk niet nodig hebt?
A
alvleesklier
B
lever
C
alvleesklier en lever

Slide 8 - Quizvraag

Slide 9 - Tekstslide

Welk orgaan maakt insuline aan?
A
alvleesklier
B
milt
C
lever
D
galblaas

Slide 10 - Quizvraag

Hoeveelheid suiker in het bloed
Hormoon dat ervoor zorgt dat glucose wordt omgezet in glycogeen
Ziekte door problemen bij de productie van en/of reactie op insuline
Belangrijkste suiker in het bloed
Hormoon dat glycogeen wordt omgezet in glucose
glucosegehalte
insuline
diabetes
glucose
glucagon

Slide 11 - Sleepvraag

Wanneer maakt de alvleesklier helemaal geen insuline meer aan
A
diabetes type 1
B
diabetes type 2
C
bij beiden
D
bij geen van deze antwoorden

Slide 12 - Quizvraag

een te hoge glucoseconcentratie in het bloed noemen we....
A
Hypoglykemie
B
Hyperglykemie

Slide 13 - Quizvraag

De normaalwaarde van van de glucosewaarde in het bloed ligt tussen de.........
A
1,6 en 3,0 millimol per liter
B
3,5 en 8,0 millimol per liter
C
10,2 en 16 millimol per liter
D
16 millimol per liter en hoger

Slide 14 - Quizvraag

Gaan de volgende krantenkoppen over diabetes type 1 of type 2?

Diabetes type 1
Diabetes type 2
Nieuwe uitvinding voor kinderen met diabetes: bloedsuiker meten zonder prikken.
Kwartier bewegen per dag verlaagt risico op diabetes.
Meer mensen met diabetes door stijging van de gemiddelde leeftijd. 
Paar kilo afvallen zorgt al voor lager risico op diabetes.

Slide 15 - Sleepvraag

sleep de hormoonklieren naar de juiste plek
testikels
hypofyse
schildklier
alvleesklier
bijnieren

Slide 16 - Sleepvraag


Wat is de functie van hormonen?
A
Hormonen verwerken de impulsen die afkomstig zijn van spiercellen
B
Hormonen zorgen voor het voedsel van het hormoonstelsel
C
Hormonen zorgen voor snelle reacties op prikkels
D
Hormonen regelen de werking van weefsels en organen die er gevoelig voor zijn.

Slide 17 - Quizvraag

Het hormoonstelsel kan worden gezien als een 'bewakingssysteem' van het lichaam. Zo zorgt het hormoonstelsel ervoor dat van alle stoffen de juiste hoeveelheid in het lichaam aanwezig is. Wanneer te veel van een bepaalde stof in het bloed komt, remmen de hormonen de productie daarvan af. Is er te weinig, dan zorgen ze er juist voor dat er meer wordt aangemaakt

Slide 18 - Tekstslide

Hoe heet het mannelijk groeihormoon?
A
Testosteron
B
Insuline
C
Oestrogeen
D
Melatonine

Slide 19 - Quizvraag

Hoe heet het slaaphormoon dat bepaalt hoe laat je s' avonds slaap krijgt?
A
Neuronen
B
Melatonine
C
De hypofyse
D
Het groeihormoon

Slide 20 - Quizvraag

Wordt gemaakt in de pijnappelklier

Slide 21 - Tekstslide

Adrenaline wordt gemaakt in
A
alvleesklier
B
schildklier
C
hypofyse
D
bijnieren

Slide 22 - Quizvraag

  • Deze hormonen worden uitgescheiden in situaties waarin acute stress optreedt. Denk hierbij aan ernstig bloedverlies, daling van de bloedsuiker, een schokkende gebeurtenis of juist een heel fijne ervaring
  • Eiwithormonen en daardoor een snel effect op het lichaam

Slide 23 - Tekstslide

Waar bevindt zich de schildklier?
A
boven op de nieren
B
in de voortplantingsorganen
C
in de hals tegen de luchtpijp aan
D
in de alvleesklier

Slide 24 - Quizvraag

Slide 25 - Tekstslide