Week 14 woensdag 1B

Woensdag 4 april 
  • 10 minuten lezen
  • Vandaag: herhaling zwakke werkwoorden in de verleden tijd, spelling bijvoeglijk naamwoord en als-dan
  • Zelfstandig werken
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Woensdag 4 april 
  • 10 minuten lezen
  • Vandaag: herhaling zwakke werkwoorden in de verleden tijd, spelling bijvoeglijk naamwoord en als-dan
  • Zelfstandig werken

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
  • Ik kan een bijvoeglijk naamwoord correct spellen.
  • Ik kan benoemen wanneer je als  en dan  bij de trappen van vergelijking gebruikt.
  • Ik kan als  en  dan  op de juiste manier in de zin gebruiken.



Slide 2 - Tekstslide

'T SeXy FoKSCHaaPJe

Slide 3 - Tekstslide

Terugblik

Zwakke werkwoorden in de verleden tijd


  • Wij (durven) ...................... vroeger niet met losse handen te  

       fietsen.

  • Ik (lachen) ........................ hard om zijn grapje.
  • Hij (beantwoorden) .................................. mijn vraag goed.

Slide 4 - Tekstslide

4.5 Bijvoeglijk naamwoord
  • Wat is een bijvoeglijk naamwoord?


Slide 5 - Tekstslide

4.5 Bijvoeglijk naamwoord
  • zegt iets over een zelfstandig naamwoord
  • schrijf je zo kort mogelijk
  • bij de-woorden: met -e
  • bij het-woorden: zonder -e als lidwoord een  ervoor staat

Slide 6 - Tekstslide

4.5 Als of dan?

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Video

4.5 Als of dan?

Let op!


  • Ik fiets sneller dan hij. --> Ik fiets sneller dan hij fietst.
  • Zij is net zo vrolijk als ik. --> Zij is net zo vrolijk als ik ben.

Slide 9 - Tekstslide

Welke zin in juist?
A
Maarten is net zo lang als Joost.
B
Maarten is net zo lang dan Joost.
C
Maarten is langer als Joost.

Slide 10 - Quizvraag

Welke zin in juist?
A
Hij is groter als mij.
B
Hij is groter dan mij.
C
Hij is groter als ik.
D
Hij is groter dan ik.

Slide 11 - Quizvraag

Welke zin in juist?
A
Zij is twee keer zo lang als hij.
B
Zij is twee keer zo lang als hem.
C
Zij is twee keer zo lang dan hij.
D
Zij is twee keer zo lang dan hem.

Slide 12 - Quizvraag

Zelfstandig werken
  • Wat?              Maken: 4.5 opdracht 2 t/m 9 van 4.5
  • Hoe?             Zie stoplicht! Muziek luisteren mag.
  • Hulp?            Buurman of -vrouw, docent
  • Tijd?               Tot 14.55 uur
  • Resultaat?   Opdrachten netjes in schrift, let op hoofdletters                                                         en leestekens.
  • Klaar?             Nakijken: gemaakte opdrachten hoofdstuk 4

Slide 13 - Tekstslide

Volgende les (morgen)
  • Morgen moeten jullie harder/net zo hard werken als/dan vandaag.
  • Dicteewoorden blz. 158
  • Start 4.6 Schrijven
  • Huiswerk voor morgen:

Slide 14 - Tekstslide