Week 49 1a les 1+ uitleg present simple

• Engels
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 1

Welcome students!

1.Take a seat.

2. Get your notebook & pen.

3. Be quiet.

Wat verwacht ik van jou?

1. Steek je hand op 
2. Samenwerken
3. Zelfstandig werken

Schedule:

1. Introduction present simple
2. Instruction 
3. Practice
4. Check -> leerdoel behaald?
5. Reading 'Bad Company'

Goal: I can make questions and negations in the present simple.

Present Simple

Wanneer?

Bij:

- feiten,

- gewoonten,

- en dingen die we met regelmaat doen.

Voorbeelden:

- This book has a red color. (feit)

- Bart always bites his nails. (gewoonten)

- These kids often play with each other. (regelmatigheid)

Hoe kan je de present simple herkennen?

Signaalwoorden:

always, never, frequently, often, sometimes, seldom, on Saturdays, in the weekend, during the week.

Kan jij de vragen beantwoorden?

I always walk to school.

I never eat candy.

I play guitar in the weekend.

1. Wat is het werkwoord?

2. Wat is het signaalwoord?

3. Wat is het zelfstandig naamwoord?

SHIT-regel

HE / SHE / IT = werkwoord +s

 I/you/we work → ik/jij/wij werken

She/He/IT works → zij/hij/het werkt.

In andere gevallen gebruik je het  hele werkwoord. 

Uitzonderingen bij SHIT

Eindigt werkwoord met een medeklinker + y -> werkwoord + ies

Eindigt werkwoord met een s, x, z, h, ch of sh -> werkwoord +es

Let op!

Medeklinker + y = werkwoord + es

- I fly to Denmark tomorrow. --> He flies to Denmark tomorrow.

- You try to get good grades. --> She tries to get good grades.

Klinker + y = werkwoord + s

- We enjoy our new house. --> He enjoys his new house.

- I buy some food. --> She buys some food.

Voorbeelden

- to kiss --> My girlfriend kisses me.

- to catch --> He catches the ball.

- to fix --> The electrician fixes the lamp.

- to go --> He goes to that party.

1. Onderstreep de laatste letter(s) van het werkwoord waaraan je kan zien dat het een uitzondering is.

Let's practice!

Practice 2

Vul de juiste werkwoordsvorm in in de zin.

  

1. Ferdinand ..... (to be) my best friend.

2. My brother and I ..... (to fight) a lot.

3. Sarah often ..... (to walk) her dog.

Let's see how you can make questions in the present simple.

Vragen 

I, you, we, they -> Do + persoon + hele werkwoord

He, she, it -> Does + persoon + hele werkwoord

You live near school -> Do you live near school?

He cycles to school -> Does he cycle to school?

Auxiliary verb (hoofdwerkwoord) = be, can, may, will. 

You are late for class -> Are you late for class?

She can speak Dutch -> Can she speak Dutch?

Andere uitzonderingen

Schedule:

1. Introduction present simple
   
2. Instruction
   
3. Practice
   
4. Check -> leerdoel behaald?
5. Reading 'Bad Company'

Goal: I can make questions and negations in the present simple.

Practice

Complete exercise 30-34.

Klaar? Maak opdracht 35.

Check

Heb jij het leerdoel behaald?

1. Kies 1 bekende persoon uit die jij bent. Vertel dit niet tegen anderen.

2. Schrijf 1 vraag op bij 1 Question die je aan de ander wilt stellen om erachter te komen wie hij of zij heeft uitgekozen.

3. Geef je werkboek aan de ander en beantwoord de vraag bij 1 Answer.

4. Pak je werkboek terug, lees het antwoord en schrijf een nieuwe vraag op.

5. Aan het eind van deze opdracht schrijf je op wie jij denkt dat de ander is!

Goal: I can make questions and negations in the present simple.

Reading chapter 6

Klaar? Beantwoord de vragen.

1. Shepherd komt op een idee voor de oplossing. Hoe komt ze op dat idee?

2. Hoe gaat het nou echt met het bedrijf MMI? Hoe komt dat?

3. Waar vinden ze de laptop terug?

4. Wie hebben ze gezien met een laptop tas?