Auto évaluation

Évaluation
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Évaluation

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
- Je kan een lijdend voorwerp (COD) en meewerkend voorwerp (COI) vervangen door een pronom personnel. 
- Je kan zinnen op verschillende manieren ontkennend maken. 
- Je weet hoe het lidwoord na een ontkenning veranderd.

Slide 2 - Tekstslide

Le pronom personnel
Révision

Slide 3 - Tekstslide

Évaluation SO 2

Slide 4 - Tekstslide

sujet
COD
COI
tonique
je
tu
il
nous
vous
elles
onderwerp
lijdend voorwerp
meewerkend voorwerp
met nadruk, losstaand, na voorzetsel
me
te
le, la
les
lui
leur
eux
moi
toi

Slide 5 - Sleepvraag

COD: lijd. vw.
Tu vois tes amis?
vervang 'tes amis'
A
Tu le vois?
B
Tu la vois?
C
Tu les vois?
D
Tu l'a vois?

Slide 6 - Quizvraag

COD: lijd. vw.
On vend cette maison.
vervang 'cette maison'
A
On la vend.
B
On le vend.
C
On les vend.
D
On vend la.

Slide 7 - Quizvraag

COI: meew. vw.
Nous donnons ce souvenir à Bart.
vervang 'à Bart'
A
Nous le donnons ce souvenir.
B
Nous donnons ce souvenir à le.
C
Nous la donnons ce souvenir.
D
Nous lui donnons ce souvenir.

Slide 8 - Quizvraag

(sleep blauw over rood)
Tu vas à la médiathèque? 
Oui, j'...vais pour faire mes devoirs.
Tu bois du thé?
Oui, j'.... bois tous les matins. 
As-tu un casque? 
Helas, j'.... ai plus. 
Tu vas au cinéma?
Bien sûr j'.... vais cet après-midi.
Tu es allé sur la piste noire? 
Oui, j’..... suis allé.
Vous êtes au café? 
Non, nous n’..... sommes pas encore.
J’ai deux frères, j’.... ai deux.
y
en
en
y
y
y
en

Slide 9 - Sleepvraag

Vervang "à Jean":
Je donne un cadeau à Jean

Slide 10 - Open vraag

Vervang "mon frère":
C'est mon frère qui aime les chiens

Slide 11 - Open vraag

Vervang "mon frère":
J'ai vu mon frère dans la rue

Slide 12 - Open vraag

Vervang "ma mère":
Je danse avec elle

Slide 13 - Open vraag

La négation
Révision et explication

Slide 14 - Tekstslide

La négation, la base (3)
Er zijn meerdere ontkenningen die je kunt maken: 
Je ne connais pas du tout ces mots. 
Je ne connais pas non plus ces mots. 
Je ne connais pas encore ces mots. 
Je ne vois plus jamais cette fille. 
Je ne connais que ce mot en français.
helemaal niet
ne...pas du tout
ook niet
ne...pas non plus
nog niet
ne...pas encore
nooit meer
ne...plus jamais
alleen maar
ne...que
nauwelijks
ne ... guère
nergens
ne ... nulle part

Slide 15 - Tekstslide

'De' na ontkenning
Na een ontkenning veranderen de lidwoorden un/une/des/du/de la en de l'  in de of d'
Voorbeeld: 
Je mange des pommes --> je ne mange pas de pommes.
Il a acheté du pain --> ll n'a jamais acheté de pain

BEHALVE ALS ER EEN VORM VAN HET WERKWOORD ÊTRE IN DE ZIN STAAT! 
Je - me/m'
Tu - te/t'
il - se/s'
elle - se/s'
on - se/s'
nous - nous
vous - vous
ils/elles - se/s'

Slide 16 - Tekstslide

Personne/rien comme objet direct (ondw)
Soms is 'niemand' het onderwerp. In dat geval vertaal je dat als 'personne ne...'
Niemand weet dat ik Repelsteeltje heet. 
Personne ne sait que je m'appelle Repelsteeltje. 

Hetzelfde is mogelijk met 'niets'. Je vertaalt het dan als 'rien ne...'
Niets is moeilijk.
Rien n'est difficile. 

Slide 17 - Tekstslide

Personne/rien comme objet indirect (lijd vw) 
Soms is 'niemand' het lijdend voorwerp. Je vertaalt het dan gewoon als 'ne...personne'.  Let op: ne komt voor de pv maar personne komt achter het hele gezegde ( alle w.w).
Ik heb niemand in deze kamer gezien.
Je n'ai vu personne dans cette salle. 

Hetzelfde is mogelijk met 'niets'
Ik kan niets doen. 
Je ne peux rien faire. 

Slide 18 - Tekstslide

 Ontkenning zonder werkwoorden
Als er geen werkwoord in de zin staat, vervalt ne

Tu n'aimes pas lire? Moi non plus (ik ook niet)
Il y a du monde? Non, personne (nee, niemand)
Je - me/m'
Tu - te/t'
il - se/s'
elle - se/s'
on - se/s'
nous - nous
vous - vous
ils/elles - se/s'

Slide 19 - Tekstslide

 Ontkenning noch...noch
In bepaalde gevallen worden meerdere elementen in een ontkennende zin bij elkaar geplaatst. In die zinnen kun je de ontkenning ne...ni....ni gebruiken. 

Elle ne veut ni regarder la télé ni faire un jeu.
Ze wil noch tv kijken noch een spel spelen.
Elle n'aime ni la viande ni le poisson
Ze houdt noch van vlees noch van vis.
Je - me/m'
Tu - te/t'
il - se/s'
elle - se/s'
on - se/s'
nous - nous
vous - vous
ils/elles - se/s'

Slide 20 - Tekstslide

Let op: als je een vraag beantwoordt, moet je sommige woorden die in de vragen staan niet in je antwoord opnieuw gebruiken 


- Déjà (al) = ne/n’ …. pas encore (nog niet)
- Quelque chose (iets) = ne/n’….. rien (niets)
- Quelqu’un (iemand) = Ne/n’…. personne (niemand).
- Encore (nog) = ne/n’ … plus (niet meer) 
- Souvent (vaak / dikwijls) = ne/n’ …. jamais (nooit)
- Toujours (altijd) = ne/n’ …. jamais (nooit) 
- Un (een) = Ne/n’ …. aucun(e) (geen enkel(e)
- Beaucoup (veel) = Ne/n’…. que (slechts / alleen maar) 

Non, je n’ai que deux robes. (Nee, ik heb slechts twee jurken)





Slide 21 - Tekstslide

Voeg de juiste ontkenningen bij elkaar
Niemand
Niet meer
Niet/geen
Nooit
Niets
Ne ... pas
Ne ... personne
Ne ... jamais
Ne ... rien
Ne ... plus

Slide 22 - Sleepvraag

Zet de woorden op de juiste volgorde in de zin
Onderwerp
ontkenning
vorm van aller
ontkenning
hele ww
rest v.d. zin
Ils
vont
acheter
de pantalons
ne
pas

Slide 23 - Sleepvraag

Maak ontkennend met het woord tussen (..): Je parle anglais (nooit)

Slide 24 - Open vraag

Maak ontkennend met het woord tussen (..): Tout le monde parle anglais (niemand)

Slide 25 - Open vraag

Maak ontkennend met het woord tussen (..): J'ai été content (helemaal niet)

Slide 26 - Open vraag

Maak ontkennend met het woord tussen (..): Il y a un chat dans le jardin (geen enkele)

Slide 27 - Open vraag

Evalueer: 
Wat gaat goed? Heb je nog hulp nodig?
le pronom personnel
la négation

Slide 28 - Sleepvraag

Exercices
Choisis option 1 ou option 2:
1. Le pronom personnel: exercice 24C & 24D (à la page 27).
2. La négation (à la page 42): 
2.A. débutant: exercice 11B.3 &4, 11C 
2.B. avancé(e): exercice 11C& 11D


Slide 29 - Tekstslide