C7 Spelling (§ 10-12 en 14)


Goedemiddag 2Vc!


Pak vast je spullen (fictieboek / laptop)
en ga nog even lezen in je fictieboek
1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les


Goedemiddag 2Vc!


Pak vast je spullen (fictieboek / laptop)
en ga nog even lezen in je fictieboek

Slide 1 - Tekstslide


Programma:

10 min lezen
LessonUp
zelfstandig leren
timer
10:00

Slide 2 - Tekstslide

Spelling
Nieuw Nederlands
Cursus 7 ( § 10-12 & 14 )

Slide 3 - Tekstslide

timer
0:30
Welke verschillende zaken kan de aanvoegende wijs (aw) uitdrukken?

Slide 4 - Woordweb

Lang leve de koningin!
A
aantonende wijs
B
aanvoegende wijs
C
gebiedende wijs
D
van de wijs

Slide 5 - Quizvraag

De hemel, beware me!
A
aantonende wijs
B
gebiedende wijs
C
eigenwijs
D
aanvoegende wijs

Slide 6 - Quizvraag

Gebiedende wijs
De gebiedende wijs (gw) schrijf je als de ik-vorm tt,
ook als je meerdere personen aanspreekt.

Je gebruikt het om een bevel, een advies of een waarschuwing te geven. Een zin in de gebiedende wijs bevat geen onderwerp.

Slide 7 - Tekstslide

Eet, nu!
A
gebiedende wijs
B
heel wijs
C
aantonende wijs
D
aanvoegende wijs

Slide 8 - Quizvraag

In welke zin staat een gebiedende wijs?
A
Mevrouw Pruis vroeg: ‘Wie kan het rijtje opzeggen?’
B
Denny zei: ‘Vaak ga ik zaterdag naar de stad’.
C
Nanda aarzelde: ‘Kan het niet morgen i.p.v. vandaag?’
D
De agent zei tegen de dief: ‘Verroer je niet!’

Slide 9 - Quizvraag

Het zij zo ...
A
aanvoegende wijs
B
gebiedende wijs
C
onwijs
D
aantonende wijs

Slide 10 - Quizvraag

Oefentoets L3


H5 en H6 - Lezen

Slide 11 - Tekstslide

De leerling ... (saven) het document gisteren op haar Chromebook.

A
savde
B
savede
C
savete
D
savte

Slide 12 - Quizvraag

Vul de juiste vorm van het werkwoord (vd) in.

Nadat ik heb ... (flossen), ga ik altijd naar bed.



Slide 13 - Open vraag

Vul de juiste vorm van het werkwoord (pvvt) in.

Mara ... (downloaden) iedere week een ander boek.



Slide 14 - Open vraag

In welke zin zijn de werkwoorden allebei goed gespeld?




A
Selma verwonde zich aan de verhitte pan.
B
Selma verwondde zich aan de verhitte pan.
C
Met mijn verwonden hand kneedde ik toch het deeg.
D
Met mijn verwondde hand kneedde ik toch het deeg.

Slide 15 - Quizvraag

Rennend door de straten zocht het jongetje zijn verloren step.
Welk antwoord is juist?

A
Rennend is een voltooid deelwoord
B
Rennend is de persoonsvorm
C
Rennend is een onvoltooid deelwoord
D
Rennend is het onderwerp

Slide 16 - Quizvraag

Jullie krijgen nu per slide een aantal
signaalwoorden te zien of een vraag.
 
Kies uit de antwoordopties 
het juiste tekstverband.

Mag ik even op pauze
mag ik even op freeze
mag de tijd even stoppen
zonder dat ik tijd verlies
mag ik heel even rust
ruimte voor een black-out
dan is het even niet goed
maar ook even niet fout

Slide 17 - Tekstslide

Jullie krijgen nu per slide een aantal
signaalwoorden te zien of een vraag.
 
Kies uit de antwoordopties 
het juiste tekstverband.


En door!

Slide 18 - Tekstslide

Vul de juiste vorm van het werkwoord (pvtt) in.

Ruben ... (vermijden) de docent zoveel mogelijk.

Slide 19 - Open vraag

Welke zin is correct gespeld?

A
Zwijgent smulde het meisje van de kippenpootjes.
B
Zwijgend smulte het meisje van de kippenpootjes.
C
Zwegend smulde het meisje van de kippenpootjes.
D
Zwijgend smulde het meisje van de kippenpootjes.

Slide 20 - Quizvraag

Is de volgende zin enkelvoudig of samengesteld?

Terwijl Sander zijn huiswerk maakte, at hij een zak drop leeg.
A
enkelvoudig
B
samengesteld
C
samenvoudig
D
enkelgesteld

Slide 21 - Quizvraag

Is de volgende zin enkelvoudig of samengesteld?

Hiske luistert altijd podcast tijdens het wandelen.
A
enkelvoudig
B
samengesteld
C
samengoudig
D
enkelvesteld

Slide 22 - Quizvraag

Is de volgende zin enkelvoudig of samengesteld?

In de ochtend neuriede de man tijdens het autorijden het mooie liedje.
A
enkelvoudig
B
samengesteld
C
samenvouteld
D
enkelgestig

Slide 23 - Quizvraag

Oefentoets L3


H5 en H6 - Lezen

Slide 24 - Tekstslide

Welk(e) werkwoordsvorm(en) kun je van tijd veranderen?
A
Voltooid deelwoord
B
persoonsvorm
C
onvoltooid deelwoord
D
infinitief

Slide 25 - Quizvraag



Kies uit:
bn vd / bn od / pvtt / pvvt
/ gw / inf / od / vd


Welke vorm heeft het rode werkwoord?
Veel webwinkels vergrootten 
afgelopen jaar hun winst.

Slide 26 - Open vraag



Kies uit:
bn vd / bn od / pvtt / pvvt
/ gw / inf / od / vd


Welke vorm heeft het rode werkwoord?
De zingende soliste had
het publiek ontroerd.

Slide 27 - Open vraag

Grammaticale termen
  • INF (infinitief)
  • PV (persoonsvorm)
  • TT/VT (tegenwoordige/verleden tijd)
  • BN (bijvoeglijk naamwoord)
  • VD/OD (voltooid/onvoltooid deelwoord)
  • GW (gebiedende wijs)
  • AW (aanvoegende wijs)

Slide 28 - Tekstslide

Tim ... (ontbloten) zijn arm en toonde op die ... (ontbloten) arm zijn tattoo.
A
ontblote, ontblootte
B
ontblootte, ontblote
C
wat, bloot? 🤭
D
bloot, bloter, blootst 😄

Slide 29 - Quizvraag

Tim ... (ontbloten) zijn arm en toonde op die ... (ontbloten) arm zijn tattoo.
A
pvvt, bn
B
pvtt, bn
C
😆
D
bn, pvvt

Slide 30 - Quizvraag

Het ...(verkleden) meisje snapte niet dat Sinterklaas zich ook ... (verkleden)
A
verkleedde, verkleedde
B
verklede, verkleedde
C
verkleedde, verklede
D
verklede, verklede

Slide 31 - Quizvraag

Het ...(verkleden) meisje snapte niet dat Sinterklaas zich ook ... (verkleden)
A
bn, vd
B
bn, pvvt
C
inf, od
D
pvtt, pvvt

Slide 32 - Quizvraag

Gefeliciteerd!
De grote warme chocolademelkprijs is voor jou!

Slide 33 - Tekstslide

Oefenvragen
Zijn er nog vragen?

Slide 34 - Tekstslide

Ga nu zelf aan de slag met
voorbereiden voor de toets!
Spelling cursus 7 §10 t/m §12 en §14 (blz. 260 t/m 269)
Zie ook (online) §9 en §15


Slide 35 - Tekstslide