Wat is LessonUp
Zoeken
Kanalen
Inloggen
Registreren
‹
Terug naar zoeken
Donnerstag, den 9. März
Donnerstag, den 9. März
Planung:
- Quiz Präpositionen 4. Fall
- Erklärung Personalpronomen 4. Fall
- Zusammen machen
- Aufgaben machen
- Hausaufgaben
1 / 15
volgende
Slide 1:
Tekstslide
Duits
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
In deze les zitten
15 slides
, met
interactieve quizzen
en
tekstslides
.
Lesduur is:
15 min
Start les
Bewaar
Deel
Printen
Onderdelen in deze les
Donnerstag, den 9. März
Planung:
- Quiz Präpositionen 4. Fall
- Erklärung Personalpronomen 4. Fall
- Zusammen machen
- Aufgaben machen
- Hausaufgaben
Slide 1 - Tekstslide
Wat betekent: ohne
A
voor
B
zonder
C
door
D
om
Slide 2 - Quizvraag
Wat betekent: durch
A
voor
B
zonder
C
door
D
om
Slide 3 - Quizvraag
Wat betekent: gegen
A
voor
B
zonder
C
door
D
tegen
Slide 4 - Quizvraag
Ich laufe gegen d.... Baum (m).
A
der
B
die
C
den
D
das
Slide 5 - Quizvraag
Durch ein... Freund habe ich jetzt ein Fahrrad.
A
einen
B
ein
C
einer
D
eine
Slide 6 - Quizvraag
Ich habe Blumen für mein... Freundin gekauft. -
A
mein
B
meine
C
meinen
D
eine
Slide 7 - Quizvraag
welke
persoonlijk voornaamwoorden
in het Duits ken je?
Slide 8 - Woordweb
Persoonijk voornaamwoord in de
4e
naamval = lijdend voorwerp
Heb je
ik
gezien?
ik
-->
mij
Heb je
mij
gezien?
Hast du
mich
gesehen?
lijdend voorwerp (wie/wat + gezegde + onderwerp)
wie heb je gezien?
Antwoord: mij (
mich
)
Slide 9 - Tekstslide
Persoonlijk voornaamwoord
4e
naamval
1e naamval:
ik jij hij zij het wij jullie zij u
ich du er
sie es
wir ihr
sie Sie
4e naamval:
mij jou hem haar het ons jullie hun/hen u
mich
dich ihn
sie es
uns euch
sie Sie
Slide 10 - Tekstslide
Persoonlijk voornaamwoord
4e
naamval
4e naamval:
mij jou hem haar het ons jullie hun/hen u
mich dich ihn
sie es
uns euch
sie Sie
Voorbeeld
:
Ich habe es gefunden!
= altijd lijdend voorwerp!!
(vraag: wie/wat + gezegde + onderwerp)
habe = persoonsvorm
habe gefunden = gezegde
ich = onderwerp
Was habe ich gefunden?
Wat heb ik gevonden?
Antwoord: es
Slide 11 - Tekstslide
Persoonlijk voornaamwoord
4e
naamval
Voorzetsels behorend bij 4e naamval:
gegen, ohne, um, durch, für
Voorbeeld
:
Du bist
gegen
mich
.
Er hat
für
euch
schon bezahlt.
Slide 12 - Tekstslide
Zusammen machen
Lektion 4.2
- Aufgabe 9 (S. 21)
Lektion 4.3
- Aufgabe 1 (S. 25)
Slide 13 - Tekstslide
Aufgaben machen
Was: Aufgaben 6 (S. 18) + 8 (S. 20)
Wie: Alleine, in Ruhe, Musik hören
Hilfe: Dozentin
Wie lange: bis Ende der Stunde
Slide 14 - Tekstslide
Hausaufgaben
Lernen Lektion 1 + 2 + 3 (S. 50 + 51) + A + B (S. 13 + 21)
Machen 2, 3, 9 (Lektion 1) + 6 (S. 18) + 8 (S. 20) (Lektion 2)
Slide 15 - Tekstslide
Meer lessen zoals deze
3 havo Kapitel 2 4 les DU 4
Oktober 2024
- Les met
23 slides
Duits
Secondary Education
K2 les 2 grammatik + lezen
Oktober 2024
- Les met
18 slides
Duits
Secondary Education
3 havo Kapitel 2 5 les DU 4
Oktober 2024
- Les met
26 slides
Duits
Secondary Education
3 h Gesundheit DU4 L1
Oktober 2024
- Les met
20 slides
Duits
Secondary Education
3 h Gesundheit DU3 L1
Oktober 2024
- Les met
26 slides
Duits
Secondary Education
3 h Gesundheit DU4 L2 Grammatik
Oktober 2024
- Les met
16 slides
Duits
Secondary Education
Kapitel 4: Les 4 Het persoonlijke voornaamwoord in de vierde naamval 11.09
September 2024
- Les met
15 slides
Duits
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
Unterrichtsstunde 31 März 2022 Grammatik - Persoonlijke en bezittelijke voornaamwoorden
Maart 2022
- Les met
12 slides
Duits
Middelbare school
havo
Leerjaar 2