Een werkstuk is een uitgebreid verslag met een vaste opbouw. Een werkstuk gaat niet per se over iets dat je hebt gezien, gelezen of gedaan. Een werkstuk kan gaan over een onderwerp dat je zelf kiest, maar vaker krijg je het onderwerp van een docent.
Slide 2 - Tekstslide
onderdelen werkstuk
1) titelblad
2) inhoudsopgave
3) voorwoord
4) hoofdstukken waarin je info geeft over het onderwerp
5) nawoord
6) bronnenlijst
Slide 3 - Tekstslide
titelblad
- het onderwerp
- passende afbeelding
- naam en klas
- naam docent
- inleverdatum
Slide 4 - Tekstslide
inhoudsopgave
Deze laat zien in welke volgorde de onderwerpen van een werkstuk aan bod komen. Een inhoudsopgave wijst de lezer eigenlijk de weg in een werkstuk. In de inhoudsopgave zie je op welke bladzijde een onderdeel of hoofdstuk begint.
Slide 5 - Tekstslide
voorwoord
Een voorwoord is een korte inleiding van je werkstuk. Het voorwoord schrijf je in de ik-vorm. In het voorwoord vertel je waar je werkstuk over gaat en waarom je het onderwerp gekozen hebt. Ook kun je in het voorwoord kort vertellen welke onderdelen/hoofdstukken aan bod komen.
Slide 6 - Tekstslide
hoofdstukken
In elk hoofdstuk bespreek je één deelonderwerp. Soms moet je het deelonderwerp nog verdelen in kleinere onderdelen.
Zo'n klein onderdeel noem je paragraaf.
Slide 7 - Tekstslide
hoofdstukken
Voordat je een hoofdstuk schrijft, moet je informatie zoeken over het deelwerp dat je gaat beschrijven. Vraag je steeds af welke info je wel/niet in het werkstuk verwerkt. Niet alle info is interessant of belangrijk genoeg om op te schrijven. Probeer dus zoveel mogelijk bij het onderwerp te blijven.
Slide 8 - Tekstslide
nawoord
Het nawoord is een korte afsluiting van je werkstuk. In het nawoord kijk je terug op het maken van je werkstuk. Je legt uit wat je van de opdracht hebt geleerd. Je vertelt ook wat goed en minder goed ging. Je kunt ook vertellen wat je de volgende keer anders gaat doen. Tot slot bedank je de mensen die je tijdens het maken van je werkstuk hebt geholpen.
Slide 9 - Tekstslide
bronvermelding
Aan het einde van je werkstuk maak je een lijst van alle bronnen die je hebt gebruikt. Je noemt deze lijst de bronvermelding. Een bron vertelt de lezer wie een tekst heeft geschreven of waar een tekst vandaan komt. De lezer kan de bron opzoeken om jouw tekst te controleren of om meer info te lezen.