9.4 - Elektronische schakelingen

9.4 - Elektronische schakelingen
Inloggen
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
Natuurkunde / ScheikundeMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

In deze les zitten 14 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

9.4 - Elektronische schakelingen
Inloggen

Slide 1 - Tekstslide

Elektromagneten (2)
Er zijn dus twee verschillende stroomkringen:
1 de stroomkring van de elektromagneet;

2 de stroomkring van de actuator 
(in afbeelding 3 is dat de lamp).


Slide 2 - Tekstslide

9.3 Schakelen met een relais

Slide 3 - Tekstslide

De werking van een relais
In afbeelding hiernaast is schematisch getekend 
hoe je een lamp met een relais kunt in- en 
uitschakelen. Als er geen stroom door de spoel 
loopt, is de spoel S niet magnetisch. 
Een veer trekt het beweegbare anker A dan 
omhoog (zie afbeelding ). 
Daardoor wordt het anker tegen 
contactpunt 1 aangedrukt.
Er kan dan geen stroom lopen via 
contactpunt 2: de lamp is uit.

Slide 4 - Tekstslide

Een inbraakalarm
Als de draad op de ruit breekt, 
loopt er geen stroom meer door de 
spoel. De spoel is daardoor niet
meer magnetisch. 
De veer trekt het anker dan naar het
breekcontact B. 
De stroom in stroomkring 2 wordt
daardoor ingeschakeld: 
de sirene gaat aan.

Slide 5 - Tekstslide

Lees H9.4 in stilte

Slide 6 - Tekstslide

Transistor
Een transistor kun je gebruiken als automatische schakelaar, net als een relais.

 Een transistor heeft verschillende voordelen:
• Een transistor is kleiner dan een relais.
• Een transistor is goedkoper dan een relais.
• Een transistor verbruikt minder elektrische energie dan een relais.


Slide 7 - Tekstslide

Transistor
Transistor heeft 3 aansluitpunten:
Basis
Collector
Emitter

Door een transistor kunnen twee stromen lopen:
• van de basis naar de emitter,
• van de collector naar de emitter.

Slide 8 - Tekstslide

Transistor



De stroom door de basis bepaalt of de transistor uit- of aanstaat.
De transistor staat in de UIT-stand als de stroom door de basis nul of bijna nul is. Er kan dan ook geen stroom lopen van de collector naar de emitter (afbeelding).

Slide 9 - Tekstslide

Transistor



De transistor staat in de AAN-stand als er een kleine stroom door de basis loopt. Er kan dan een veel grotere stroom lopen van de collector naar de emitter (afbeelding). Zo kun je een apparaat aanzetten dat je op de collector hebt aangesloten.

Slide 10 - Tekstslide

Transistor

Slide 11 - Tekstslide

Schakelen met een transistor
  • In het bovenste plaatje is het inbraakalarm (het slingerende lijntje) heel. Omdat er tussen A en B een weerstand zit, gaat hier geen stroom heen. Het is makkelijker om door het alarm te stromen.
  • In het onderste plaatje is het inbraakalarm verbroken (bijvoorbeeld een raam kapot gemaakt. Hierdoor gaat de stroom van A naar B en dan naar E. Nu kan er ook stroom van C naar E en zal er een zoemer afgaan.

Slide 12 - Tekstslide

De automatische straatlantaarn

Slide 13 - Tekstslide

Aan de slag!

Maak Opdracht:  
1  t/m 10 van paragraaf 9.4. Sla opdracht 5 over.

Je mag fluisterend samenwerken!

Slide 14 - Tekstslide