In deze les zitten 36 slides, met tekstslides en 2 videos.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
hst 9.3 "automatische schakelaars"
Slide 1 - Tekstslide
Leerdoelen
Je kunt de delen van een automatische schakeling beschrijven.
Je kunt de werking van een reed-contact uitleggen.
Je kunt de aansluitpunten van een transistor benoemen.
Je kunt de werking van een transistor uitleggen.
Je kunt de werking van een relais uitleggen.
Je kunt schema’s van schakelingen met een relais of een transistor uitleggen.
Slide 2 - Tekstslide
hst 9.3 "automatische schakelaars"
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Tekstslide
Slide 5 - Tekstslide
Slide 6 - Tekstslide
Slide 7 - Tekstslide
Slide 8 - Tekstslide
Slide 9 - Video
Paragraaf 4
de transistor
Slide 10 - Tekstslide
Slide 11 - Tekstslide
Slide 12 - Tekstslide
Let op! Platte kant naar jou toe!
Symbool
Slide 13 - Tekstslide
Slide 14 - Video
Slide 15 - Tekstslide
Slide 16 - Tekstslide
Werking transistor
De transistor heeft drie aansluitpunten; een basis (b), collector (c) en emitter (e). Als er een voldoende grote stroom door de basis vloeit schakelt de transistor. Er gaat dan een stroom via de collector naar de emitter.
Slide 17 - Tekstslide
Slide 18 - Tekstslide
Tekenen schakeling met transistor
Teken een inbraakalarm met reedcontact en transistor en leg de werking uit.
Slide 19 - Tekstslide
Slide 20 - Tekstslide
Slide 21 - Tekstslide
Werking transistor
Drie aansluitpunten
1) collector (C)
2) basis (B)
3) emitter (E)
Kleine stroom B naar E,
grote stroom C naar E
Slide 22 - Tekstslide
Basis
Hierdoor moet een kleine stroom gaan lopen. Gebeurd dit niet kan er geen stroom naar de emitter => stroomkring gelsoten
Slide 23 - Tekstslide
Emitter
(emit = uitzenden)
Als er stroom van de basis naar de emitter loopt kan de stroomkring voltooid worden.
Slide 24 - Tekstslide
Collector
"verzameld" de stroom waardoor er een grotere stroom van collector naar emitter kan lopen.
Slide 25 - Tekstslide
Een transistor heeft 2 stroomrichtingen: Een kleine stroom van B naar E Een grote stroom van C naar E
Slide 26 - Tekstslide
Als er een stroompje bij B komt wordt de transistor “open” gezet. Dan pas kan er een grotere stroom van C naar E lopen.
Slide 27 - Tekstslide
Kleine stroom van B naar E. Grote stroom van C naar E.
Slide 28 - Tekstslide
Geen signaal
Geen stroom van basis naar emitter —>
Geen stroom van basis naar emitter
Wel signaal
Zwakke stroom van basis naar emitter —>
Grote stroom van basis naar emitter
Slide 29 - Tekstslide
Voordelen transistor
Kleiner dan een relais
goedkoper dan een relais
verbruikt minder elektrische energie
Slide 30 - Tekstslide
Nadelen transistor
Je kan er geen grote stroomkringen mee aanzetten(relais wel!)
Transistor heeft maar 1 stroomkring (minder veilig!), terwijl een relais er twee heeft; elk met een eigen spanningsbron (veiliger)
Slide 31 - Tekstslide
Transistor of een relais?
Met een RELAIS kun je grotere spanningen schakelen dan met een TRANSISTOR
Met een TRANSISTOR kun je alleen gelijkspanningen schakelen, met een RELAIS ook wisselspanningen
Bij een RELAIS is de stuurkring (met de aan/uit schakelaar) elektrisch gescheiden van de hoofdkring (met het apparaat). Dat is veiliger als er grote spanningen geschakeld moeten worden
Een TRANSISTOR is veel goedkoper dan een RELAIS
Een RELAIS klikt bij het schakelen, een TRANSISTOR schakelt zonder geluid