Je telefoon is uit en zit in je tas. Je tas staat op het rek.
Je laptop is dicht en gaat pas open als de docent het vraagt.
Regels tijdens de les:
Tijdens de instructie ben je stil.
Tijdens het werken overleg je zachtjes.
Je steekt je hand op voor vragen.
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1
In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
Afspraken:
Op je tafel ligt je laptop.
Je telefoon is uit en zit in je tas. Je tas staat op het rek.
Je laptop is dicht en gaat pas open als de docent het vraagt.
Regels tijdens de les:
Tijdens de instructie ben je stil.
Tijdens het werken overleg je zachtjes.
Je steekt je hand op voor vragen.
Slide 1 - Tekstslide
Programma
1. Wat gaan we doen?: vervolg Talent 3.3:
Kort herhalen theorie
Nieuwe theorie: tegengesteld tekstverband herkennen
2. Klassikaal aan de slag
3. Zelfstandig aan de slag met Talent 3.3.
4. Kort nabespreken en afsluiting van de les
Slide 2 - Tekstslide
Wat is het verschil tussen een tweedeling of een driedeling in een tekst?
Waar gaat deze tekst over? = onderwerp
Tekstopbouw
Slide 3 - Tekstslide
Niet altijd een slot. Staat in de laatste alinea nog nieuwe informatie, dan hoort dit bij de kern = tweedeling (nieuwsartikel)
Het slot is vaak een samenvatting of conclusie. Er staat geen nieuwe informatie in = driedeling (betoog)
Waar gaat deze tekst over? = onderwerp
Tekstopbouw
Slide 4 - Tekstslide
Alinea's hebben vaak een kernzin. De rest van de alinea is de toelichting
Een tekst bestaat uit hoofdzaken en bijzaken Hoofdgedachte
Slide 5 - Tekstslide
Slide 6 - Tekstslide
Tegengesteld tekstverband
Voorbeeld:
Ik wil stoppen met voetbal, maar mijn ouders zijn het daar niet mee eens.
Slide 7 - Tekstslide
signaalwoorden: opsomming
Slide 8 - Tekstslide
Slide 9 - Tekstslide
Zelfstandig aan de slag
Wat: maak oefening 14 en 15 (Lezen 3.3.).
Hoe: alleen, zachtjes overleggen mag.
Tijd: ongeveer 15 minuten.
Klaar?: kijk je gemaakte werk na: wat had je goed, wat misschien nog niet?
Klaar?: ga verder met oefening 16 t/m 19
timer
15:00
Slide 10 - Tekstslide
Nabespreken & afsluiting
Nabespreken / Checkvraag
Huiswerk voor donderdag: opdracht 12/13/14/15 afhebben
Slide 11 - Tekstslide
Wat is het verschil tussen een hoofdgedachte en het onderwerp van de tekst?
Bedenk een zin waarin je een tegengesteld tekstverband gebruikt. Signaalwoorden van tegengesteld tekstverband zijn: maar, echter, toch daarentegen, evenwel.
Slide 12 - Tekstslide
Slide 13 - Tekstslide
Wat is de kernzin?: Van zwemmen in natuurwater kunt u ziek worden. In natuurwater komen bacteriën, virussen en larven voor. Met name tijdens warm weer kan het aantal bacteriën in natuurwater met weinig stroming snel groeien.
Slide 14 - Open vraag
Hoe is een tweedeling van een tekst opgebouwd?
A
Inleiding, kern, slot
B
inleiding, kern
C
inleiding
D
kern
Slide 15 - Quizvraag
Wat zijn hoofdzaken in een tekst?
A
Wat belangrijk is in een tekst
B
Wat minder belangrijk is in een tekst
Slide 16 - Quizvraag
Waar in de alinea staat de belangrijkste zin (kernzin)?
A
Altijd in het midden
B
Meestal aan het begin, soms in het midden, soms aan het einde
C
Altijd aan het einde
D
Altijd aan het begin
Slide 17 - Quizvraag
Wat vertel je als je kort wilt vertellen waar een tekst over gaat?
A
Hoofdzaken
B
Bijzaken
Slide 18 - Quizvraag
Beschrijft in één woord waar een tekst over gaat
A
onderwerp
B
hoofdzaak
C
bijzaak
D
kernzin
Slide 19 - Quizvraag
Uit welke drie delen is een tekst vaak opgebouwd?
Slide 20 - Open vraag
Tekstopbouw
Inleiding =
Informatie waaruit je het onderwerp van de tekst kunt afleiden. Kort stukje
Kern=
Meer informatie over het onderwerp. Vaak meerdere alinea's en meerdere deelonderwerpen. Het langste deel.
Slot =
Samenvatting of conclusie. Er staat geen nieuwe informatie in.
Slide 21 - Tekstslide
Tekstopbouw
= De tekst staat in een logische volgorde.
een tweedeling: Inleiding - kern
een driedeling: Inleiding - kern - slot
Slide 22 - Tekstslide
Tekstopbouw: tweedeling
Inleiding =
Informatie waaruit je het onderwerp van de tekst kunt afleiden. Kort stukje tekst.
Kern=
Meer informatie over het onderwerp. Vaak meerdere alinea's met deelonderwerpen (tussenkopjes). Het langste deel van de tekst.
Slide 23 - Tekstslide
Tekstopbouw: driedeling
Inleiding =
Informatie waaruit je het onderwerp van de tekst kunt afleiden.Kort stukje
Kern=
Meer informatie over het onderwerp.Het langste deel.
Slot =
Samenvatting of conclusie. Er staat geen nieuwe informatie in.
Betoog
Slide 24 - Tekstslide
Opbouw van een tekst
Teksten bestaan uit hoofdzaken en bijzaken.
Hoofdzaken: belangrijkste informatie over het onderwerp van de tekst.
Bijzaken: minder belangrijke informatie: een voorbeeld, herhaling of uitleg
Slide 25 - Tekstslide
Tekst oefenblad
Zet jullie namen bovenaan het blad. Lever het blad aan het einde van de les in bij de docent
Wat: klassikaal lezen van de tekst, daarna 5 vragen beantwoorden.
Hoe: in duo's, zachtjes overleggen. Antwoorden schrijf je op het blad.