5 - Inclusief taalgebruik

4 - Inclusief taalgebruik
1 / 52
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsSecundair onderwijs

In deze les zitten 52 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

4 - Inclusief taalgebruik

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 2 - Link

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het onderwerp en de hoofdgedachte van deze column van Taalverhalen?

Slide 3 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Inlcusief taalgebruik
Als je een boodschap wilt overbrengen, stem je je communicatie af op de doelgroep en de context. Je wilt een bepaalde groep bereiken of misschien wil je zelfs een zo groot mogelijk publiek bereiken. Als mensen zich echter niet kunnen herkennen in je communicatie, voelen ze zich niet aangesproken of erkend. Dit kan zorgen voor een gevoel van uitsluiting bij de ontvanger en daardoor zal je communicatie niet slagen. 

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Inclusief taalgebruik gedefinieerd

eigen materiaal

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is inclusief taalgebruik?

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ga in een online woordenboek op zoek naar een definitie voor het begrip 'Inclusie'

Slide 7 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Het begrip 'inclusie'
Volgens Van Dale is inclusie 'de toestand waarin iedereen gelijke rechten en plichten heeft en volwaardig kan deelnemen aan het maatschappelijk leven'. 

Inclusie gaat over wie ergens aan mag meedoen, wie mag meepraten, wie meebeslist (en wie niet). 
Inclusief taalgebruik is dus taalgebruik dat ervoor zorgt dat niemand zich uitgesloten voelt. Het kan daardoor bijdragen tot een groter gevoel van gelijkwaardigheid van mensen en respect voor diversiteit. 

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 9 - Tekstslide

Soms liggen woorden heel gevoelig. Welke woorden neem je probleemloos in de mond en over welke woorden hangt er een rode vlag? Er komen zoveel nieuwe woorden bij en evenveel andere verdwijnen weer, omdat mensen zichzelf anders gaan omschrijven of omdat ze als ouderwets of kwetsend worden ervaren.

Veel taalgebruikers voelen zich daar onzeker door. Ook het woordje woke laat weinigen onberoerd: de enen gaan ervoor door het vuur, de anderen gaan ervan door het dak.

Deze zomer publiceerde de Taalunie een set adviezen over genderbewust taalgebruik. Maar ook over hoe je mensen met een migratieachtergrond of met een handicap omschrijft, verschuiven de adviezen af en toe. Dwergen, allochtonen of derdewereldlanden: check hoe inclusief jouw taalgebruik is!

Wat betekent het begrip 'woke'?

Slide 10 - Woordweb

Letterlijk: wakker geworden. Woke is een term die verwijst naar het zich bewust zijn van racismeproblematiek en sociaal onrecht jegens minderheden in de samenleving.
doe de test!

Slide 11 - Tekstslide

Soms liggen woorden heel gevoelig. Welke woorden neem je probleemloos in de mond en over welke woorden hangt er een rode vlag? Er komen zoveel nieuwe woorden bij en evenveel andere verdwijnen weer, omdat mensen zichzelf anders gaan omschrijven of omdat ze als ouderwets of kwetsend worden ervaren.

Veel taalgebruikers voelen zich daar onzeker door. Ook het woordje woke laat weinigen onberoerd: de enen gaan ervoor door het vuur, de anderen gaan ervan door het dak.

Deze zomer publiceerde de Taalunie een set adviezen over genderbewust taalgebruik. Maar ook over hoe je mensen met een migratieachtergrond of met een handicap omschrijft, verschuiven de adviezen af en toe. Dwergen, allochtonen of derdewereldlanden: check hoe inclusief jouw taalgebruik is!

Slide 12 - Link

Deze slide heeft geen instructies

Op hoeveel vragen gebruikte jij het meest inclusieve woord? Wat is je score?
0-5/20
5-10/20
10-15/20
15-20/20

Slide 13 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

Wat is van toepassing op jouw taalgebruik?
Mijn taalgebruik is minder inclusief dan verwacht.
Het resultaat is helemaal wat ik had verwacht.
Mijn taalgebruik is inclusiever dan verwacht.

Slide 14 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

Bespreek met je buur. Zijn er woorden die jullie verrast hebben? Noteer jullie bevindingen hier

Slide 15 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Luistertest

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De resultaten van de test "Hoe woke is jouw Nederlands?" worden besproken in deze podcast.

Je maakt hier een luistertest over in Bookwidgets
Nederlands 6BCW 6WW - oefeningen - 4 Inclusief taalgebruik - Luistertoets DS Vandaag

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 18 - Link

Deze slide heeft geen instructies

Literatuurstudie

eigen materiaal

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is literatuuronderzoek? 

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Literatuuronderzoek
Bij een onderzoeksopdracht denken veel leerlingen onmiddellijk aan experimenteren en observeren, enquêtes afnemen en mensen interviewen om data te verzamelen. 
  • voor je hieraan start doe je onderzoek naar wat al over je onderwerp geweten is. Dit doe je aan de hand van een literatuuronderzoek.

.

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Doel
Literatuuronderzoek verwijst naar kennis die er al is over jouw onderzoeksonderwerp. 
  • Je krijgt inzichten uit verschillende invalshoeken. 
  • Praktijkvoorbeelden die anderen hebben onderzocht, kunnen je eigen onderzoek versterken en je helpen een onderzoeksmethode te bepalen.   
  • Inzicht in het onderwerp helpt je je onderzoek af te bakenen: welke aspecten ga je vragen in enquêtevragen of interviewvragen? 
  • Je kan een voorspelling doen op basis van gelijkaardig onderzoek. Zo zal je een hypothese schrijven: welke uitkomst verwacht je van je onderzoek? 

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1. Voorbereiding

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Literatuurstudie voorbereiden
Bepaal de deelaspecten waarover je meer informatie moet opzoeken. Let op: zorg dat je literatuurstudie nuttig is voor je onderzoek. Als je bijvoorbeeld een enquête wil afnemen over faalangst, doe je onderzoek naar wat dit veroorzaakt.  

Vertrek vanuit je onderzoeksvraag en bepaal de deelvragen. 

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorbeeld
Onderzoeksvraag:

Welke oorzaken zorgen ervoor dat hedendaagse jongeren tussen 16 en 18 jaar slaapproblemen hebben?

Voor je literatuurstudie ga je deze onderzoeksvraag verdelen in deelvragen

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorbeeld
Welke oorzaken zorgen ervoor dat hedendaagse jongeren tussen 16 en 18 jaar slaapproblemen hebben?
  • Wat zijn de belangrijkste typen slaapproblemen en hun onderscheidende kenmerken? (definiëren)
  • Welke slaapgewoonten hebben jongeren tussen 16 en 18 jaar? (onderwerp verder afbakenen)
  • Welke onderzoeken werden reeds naar slaapproblemen bij jongeren gedaan? (plaatsen in het vakgebied)
  • Wat veroorzaakt slaapproblemen? (andere aspecten van de onderzoeksvraag)
  • ...

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorbeeld
Welke oorzaken zorgen ervoor dat hedendaagse jongeren tussen 16 en 18 jaar slaapproblemen hebben?
  • Wat zijn de belangrijkste typen slaapproblemen en hun onderscheidende kenmerken? (definiëren)
  • Welke slaapgewoonten hebben jongeren tussen 16 en 18 jaar? (onderwerp verder afbakenen)
  • Welke onderzoeken werden reeds naar slaapproblemen bij jongeren gedaan? (plaatsen in het vakgebied)
  • Wat veroorzaakt slaapproblemen? (andere aspecten van de onderzoeksvraag)
  • ...

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Je eigen literatuuronderzoek
Splits je eigen onderzoeksvraag op in deelvragen. Deze vormen de basis van je literatuuronderzoek.  Zorg ervoor dat je deelvragen bijdragen aan je onderzoek.

In Google Classroom vind je meer info:
Thema 4 Literatuurstudie en voorbereiden

timer
15:00

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Klassikaal voorbeeld
Stel je voor dat we een eindwerk schrijven rond deze onderzoeksvraag:

In hoeverre zijn Antwerpse jongeren bereid hun taalgebruik aan te passen om inclusiever te zijn?

Voor je literatuurstudie ga je deze onderzoeksvraag verdelen in deelvragen

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Klassikaal voorbeeld
In hoeverre zijn Antwerpse jongeren bereid hun taalgebruik aan te passen om inclusiever te zijn?
  • Hoe wordt inclusief taalgebruik gedefinieerd in de academische literatuur? 
  • Welke woorden staan in het Nederlandse taalgebied in het midden van de discussie rond inclusief taalgebruik? 
  • Waarom is aandacht voor inclusief taalgebruik belangrijk in de samenleving en welke effecten heeft dit op wederzijds begrip?
  • Welke factoren vormen belemmeringen voor het gebruik van inclusief taalgebruik?

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

2. Literatuur verzamelen 

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Literatuur verzamelen
Wanneer je bepaald hebt welke informatie In deze fase ga je doelgericht op zoek naar literatuur en andere bronnen. 
  • Deze zoektocht begint meestal online. 
  • Je kan ook gebruik maken van de databank van een wetenschappelijke bibliotheek.

Tip: Kijk in de literatuurlijst van je bronnen. Daar vind je immers nog bronnen.
Belangrijk is dat je op zoek gaat naar betrouwbare en representatieve bronnen. Bij voorkeur zoek je academische teksten. Maar soms kan je een online bron raadplegen als deze betrouwbaar genoeg is. Wees hier extra op je hoede.

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Representatief? 
Ga na of je bron representatief is, dus bruikbaar voor jouw onderzoeksvraag. Lees in deze fase oriënterend: enkel de titels, tussentitels …
  • Sluit de bron aan bij je onderzoeksvraag?
  • Bespreekt de bron geen uitzonderlijke casus, overbodig voor jouw onderzoek?
  • Is de informatie voor de bon niet te algemeen?

Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Betrouwbaar?


Ga na of de bron betrouwbaar is. Informatie van websites is vaak niet betrouwbaar, tenzij het om websites van wetenschappelijke instituten gaat.
  • Komt de bron van een wetenschappelijke instantie?
  • Is de auteur bekend en gaat het over een expert over het onderwerp?
  • Is de bron objectief? Zie je cijfers, grafieken …
  • Is de bron actueel?
  • Bevat de bron verwijzingen naar andere bronnen?

Slide 35 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bronnen uit boeken: nadelen
Als je aan boeken denkt, dan kan je waarschijnlijk meteen een aantal nadelen opsommen.  
  • minder vlot bereikbaar dan die op het internet. 
  • verplaatsing naar de bib 
  • sneller verouderd zijn: om ze up-to-date te houden moet er een herdruk gebeuren.

Slide 36 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bronnen uit boeken: voordelen
Toch moet je er rekening mee houden dat niet-digitale bronnen ook voordelen hebben. 
  • meestal gepubliceerd door gerenommeerde uitgeverijen 
  • geschreven door experts. 
  • hogere betrouwbaarheid dan sommige online bronnen
  •  redactioneel proces ondergaan: zorgvuldig beoordeeld, bewerkt en gecontroleerd op feitelijke nauwkeurigheid 
  • de kans op fouten relatief klein. 
  • Het aantal websites is daarentegen zo groot dat slechts een klein percentage dezelfde strenge controleprocedure ondergaat.

Slide 37 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zoekstrategie
  1. Kijk naar de deelvragen uit je voorbereiding.
  2. Leid hier sleutelwoorden uit af. Je kan ze als zoektermen voor je online zoektocht gebruiken. Tip: 
  • Schrijf synoniemen van je sleutelwoorden.
  • Zoek hyperoniemen van je sleutelwoorden (De woorden problemen, stoornissen, aandoeningen zijn hyperoniemen voor 'slaapproblemen'.)
  • Zoek hyponiemen van je sleutelwoorden (De woorden nachtmerries, slaapapneu, rusteloze benensyndroom, slaapwandelen zijn hyponiemen voor 'slaapproblemen')

3. Noteer ook de Engelse vertaling van de begrippen zodat je daarop kan zoeken. 


timer
10:00

Slide 38 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zoekstrategie

1. Start met een losse, beweeglijke zoekstrategie. Ze geeft je in korte tijd een breed overzicht van beschikbare informatie. Geef de verschillende sleutelwoorden in en scan de zoekresultaten die je interessant lijken.
2. Ga verder door steeds doelgerichter te zoeken: ga doelbewust op zoek naar de informatie die je nodig hebt. 
3. Lees intensief de informatie van de zoekresultaten die geschikt lijken.
4. Kopieer en plak de informatie die je kan gebruiken om jouw deelvragen te beantwoorden in een documentje.


timer
15:00

Slide 39 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Klassikale literatuurstudie: inclusief taalgebruik

eigen materiaal

Slide 40 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Klassikaal voorbeeld
Stel je voor dat we een eindwerk schrijven rond deze onderzoeksvraag:

In hoeverre zijn Antwerpse jongeren bereid hun taalgebruik aan te passen om inclusiever te zijn?

Voor je literatuurstudie ga je deze onderzoeksvraag verdelen in deelvragen

Slide 41 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Klassikaal voorbeeld
In hoeverre zijn Antwerpse jongeren bereid hun taalgebruik aan te passen om inclusiever te zijn?
  • Hoe wordt inclusief taalgebruik gedefinieerd in de academische literatuur? 
  • Welke woorden staan in het Nederlandse taalgebied in het midden van de discussie rond inclusief taalgebruik? 
  • Waarom is aandacht voor inclusief taalgebruik belangrijk in de samenleving en welke effecten heeft dit op wederzijds begrip?
  • Welke factoren vormen belemmeringen voor het gebruik van inclusief taalgebruik?

Slide 42 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voor ons klassikaal literatuuronderzoek bekijken we teksten uit twee boeken en online bronnen. We verwerken ook de informatie uit de podcast.

Slide 43 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 44 - Link

Deze slide heeft geen instructies

Slide 45 - Link

Deze slide heeft geen instructies

Stelling
‘Het n-woord ('neger') is beledigend en racistisch, en zou nooit uitgesproken mogen worden op school.’

Slide 46 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Stelling
‘De genderneutrale voornaamwoorden hen en hun dragen bij tot een inclusievere samenleving.’

Slide 47 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 48 - Link

Deze slide heeft geen instructies

wetenschappelijk schrijven

Slide 49 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Onze taal - taal en gender

Slide 50 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

analyseren het effect van taaluitingen, taalvariëteiten en talen op identiteitsvorming

Slide 51 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

eantwoord de vraag: hoe kunnen we ons taalgebruik inclusief maken? 
Schrijf twee alinea’s 
Gebruik twee bronnen + verwijs op een correcte manier 
Formuleer wetenschappelijk 
——> wetenschappelijk formuleren: inleiding schrijven eindwerk

Slide 52 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies