Kunnen feiten liegen?
Vul jouw antwoord op de titel van de tekst in en licht je antwoord toe.
1 / 16
Onderdelen in deze les
Vul jouw antwoord op de titel van de tekst in en licht je antwoord toe.
Slide 1 - Open vraag
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Wat weet jij over de manier waarop president Trump met nieuws en social media, zoals Twitter of Facebook, omgaat of omging en hoe de reacties daarop zijn of waren?
Slide 4 - Open vraag
Vul drie begrippen uit de eerste en de laatste alinea die te maken hebben met feiten en betrouwbaarheid in.
Slide 5 - Open vraag
Welke drie zelfstandige naamwoorden voor de gebeurtenis in januari 2017 lees je in de inleiding? Ze betekenen ongeveer hetzelfde.
Slide 6 - Open vraag
Slide 7 - Tekstslide
Met welk woord in alinea 2 verwijst de schrijver een beetje spottend naar die gebeurtenis in januari?
Slide 8 - Open vraag
Slide 9 - Tekstslide
Vul een zinsgedeelte uit alinea 3 waaruit blijkt wat volgens de schrijver ‘alternatieve feiten’ zijn in.
Slide 10 - Open vraag
De foto’s uit 2009 en 2017 moeten bewijzen hoeveel publiek aanwezig was bij de plechtigheden. Trump beschouwt ze niet als bewijs.
Waarvan beschuldigt hij de media die willen aantonen dat er erg weinig publiek was?
Waarvan beschuldigt hij de media die willen aantonen dat er erg weinig publiek was?
Slide 11 - Open vraag
Kies welke uitspraken over Trump en zijn aanhangers, gelet op de hele tekst, juist zijn volgens de schrijver.
Trump en zijn aanhangers …
vertellen regelmatig leugens
verspreiden nepnieuws
geloven de feiten niet als hun dat beter uitkomt
twijfelen aan het nut van de wetenschap
verhullen soms de feiten
ontkennen het bestaan van feiten
juist
onjuist
leuges kunnen zijnbeweren dat wetenschappelijk gecontroleerde feiten
Slide 12 - Sleepvraag
Net als iedere president wordt Trump door de media kritisch gevolgd.
Wat is vermoedelijk zijn houding tegenover de media?
Slide 13 - Open vraag
Wat vind jij van de conclusie dat Trump en zijn aanhangers wetenschappelijk bewezen feiten ontkennen? Licht je antwoord toe met één argument.
(Ik vind dat ........., want ......... .)
