70e les

1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 22 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Aujourd'hui,  c'est le lundi 11 avril  
Bienvenue au cours de français!

Slide 3 - Tekstslide

AUJOURD'HUI                         Vandaag
  •  On continue avec APP 2
  • On termine Unité 4: LIRE

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Link

Slide 6 - Tekstslide

Les français ont voté hier. 

  • Le président
  • Le 1er tour. 
  • Le 2ème tour dimanche 24 avril.
  • Rideau
  • "a voté!"

Slide 7 - Tekstslide

Les mots de APP 1 

Slide 8 - Tekstslide

Livre         p. 119     On corrige l'exercice 4 A
Boek 
  • a la plage
  • b les voitures
  • c une station de métro
  • d les magasins
  • e faire du vélo
  • f un immeuble
  • g circulation
  • h centre-ville

Slide 9 - Tekstslide

Livre         p. 119     On corrige l'exercice 4 B
Boek 
  • 1 centre-ville = stadscentrum
  • 2 un immeuble = een flatgebouw
  • 3 une station de métro = een metrostation
  • 4 les magasins = de winkels
  • 5 faire du vélo = fietsen
  • 6 la plage = het strand
  • 7 les voitures = de auto’s
  • 8 circulation = verkeer

Slide 10 - Tekstslide

Livre p. 120-122          Tu fais l'exercice 5 et 6 
Boek 
timer
5:00

Slide 11 - Tekstslide

Livre         p. 120     On corrige l'exercice 5
Boek 
1
  • a in het centrum van Parijs
  •  b aan het strand

2
  • centre-ville, Paris, grande ville, magasins tout près
  •  la plage, la mer, faire du surf, été

Slide 12 - Tekstslide

Livre         p. 120-122     On corrige l'exercice 6
Boek 
  • 1 a habiter = wonen
  •  b vivre
  • 2 a faux     J'habite au centre de Paris. J'adore ça!
  •  b vrai         Les magasins sont tout près.
  •  c faux       Pour moi, la campagne est trop calme. 
  • 3 C              J'habite au premier ètage. Ma grand-mère habite dans le même immeuble, au deuxième étage. 

Slide 13 - Tekstslide

Livre         p. 120-122     On corrige l'exercice 6
Boek 
  • 4 a tegenover
  •  b op de hoek van
  • 5 a C
  •  b parce que = omdat
  • 6 A,   Plus tard, je veux habiter dans un petit village  ou à la campagne. 
  •  6D,   J'habite au-dessus du restaurant, au premier étage. 
  • 6De school is ver,   Mon collège est loin. 
  • 6de zee is haar tuin.  La mer, c'est notre jardin!

Slide 14 - Tekstslide

Livre         p. 120-122     On corrige l'exercice 6
Boek 
  • 7 1 De zee is haar tuin. C'est logique: la mer, c'est notre jardin!
  • 7 2 Ze gaan surfen en interessante dingen zoeken op het strand.
    Nous allons faire de surf et nous cherchons des choses intéressantes sur la plage. 
  • 8 antwoord Nee, dat wil ze niet.  Non je ne veux pas. 
  •  reden Ze houdt niet van verkeer en het geluid in de stad.
    Je n'aime pas la circulation et le bruit. 

Slide 15 - Tekstslide

Livre         p. 120-122     On corrige l'exercice 6
Boek 
  • 9 a school dichtbij / ver weg
  •   gaat lopend naar school / gaat met de bus naar school
  •   druk / rustig
  •   in de stad / aan het strand
  •   wonen in een flat / boven een restaurant
  •   in Parijs / in het zuidwesten
  •  b Ze wonen allebei op de eerste verdieping.

Slide 16 - Tekstslide

Livre         p. 120-122     On corrige l'exercice 6
Boek 
  • 10 a het platteland
  •  b calme, la nature
  • 11 a je vais à pied
  •   nous allons faire du surf
  •  b je vais
  •   nous allons

Slide 17 - Tekstslide

Livre         p. 120-122     On corrige l'exercice 6
Boek 
  • 12 a een nieuw groot winkelcentrum in Parijs
  •  b winkelen, uit eten, terrasje pakken
  •  c Près de mon collège, il y a un nouveau centre de shopping, il est énorme !  (regel 7-9/ Maël)
  • 13 Nee, want de restaurants sluiten op zondag om 20.00 uur, dus 20.30 uur is dan te laat.

Slide 18 - Tekstslide

Faire des paires avec       APP 2 p. 141
Paren maken met    







Snel klaar? Woordzoeker APP 1.
timer
5:00

Slide 19 - Tekstslide

Maandag : burgerschap
Gesprek met lid van Tweede Kamer tijdens Franse les
  • welke vraag wil je graag aan het lid van de Tweede kamer stellen?
  • Schrijf je vraag op. 
timer
5:00

Slide 20 - Tekstslide

Hoe zeg je deze woorden in het Frans?
Schrijf de Franse vertaling in je schrift:
  • dol zijn op
  • een hekel hebben aan
  • houden van
  • liever hebben
  • maak een zin met : "Peter déteste .........(wiskunde)"
  • Peter déteste les maths. 

Snel klaar? Herhaal de woorden t.b.v. de repetitie. 
timer
5:00

Slide 21 - Tekstslide

APP 3:     zelfstandig werken  
  • Exercice 8A- 6 page 91 
  • Exercice 8B      page 91 et 92
  • Exercice 8C      page 92

timer
1:00

Slide 22 - Tekstslide