3.2 Samenleving en cultuur

• Geschiedenis
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 1

Tijd van de Grieken en Romeinen

(3000 v.C. - 500 n.C.

Wat weten jullie al over de Romeinen?

3.2 Samenleving en cultuur

Arm en rijk

• Meeste mensen wonen op platteland
• Arme boeren verhuizen naar de stad
• Rijke families worden rijker

Keizer

Rijke handelaar

Slaaf

Arme Romein

Rijke familie

Ambachtsman

Arme Romein

Ambachts man

Rijke handelaar

Rijke familie

Keizer

Slaaf

Romeinse villa, woonplaats van de rijken

Lemen huis, woonplaats van de armen

Werk en handel

Werken in de nijverheid

Pax Romana - Romeinse vrede

Nijverheid is het maken van spullen, zoals potten, kleding en wapens.

Multiculturele samenleving

Samenleving met meerdere culturen

Andere culturen werden geaccepteerd, dit is verdraagzaamheid

Godsdienst

In Rome was er een staatsgodsdienst

Maar ook godsdienstvrijheid

Godsdienst

Polytheïsme = Meerdere goden
Monotheïsme = Eén god

De Joden

Romeinse aanval op Jeruzalem - 70 n.Chr.

Van welk cultuur is dit een tempel?

1. Grieks
2. Romeins
3. Egyptisch
4. Nederlands

Van welk cultuur is dit een tempel?

1. Grieks
2. Romeins
3. Egyptisch
4. Nederlands

Grieks-Romeins cultuur

1e eeuw v.C. neemt Rome de Grieken in
De Romeinen nemen de Griekse cultuur over

Wetten en rechtspraak

Wetten gelden over het hele rijk

Romeinen met burgerrecht worden door wetten beschermd

Hoe word je een burger

• Geboorte
• 25 jaar in leger
• Keizerlijke beloning

Moet je de staatsgoden aanbidden

1. Ja
2. Nee
3. Verschilt per cultuur
4. Alleen de armen

Zet in juiste volgorde:
Slaaf, Rijke Romein, Keizer, Arme romein, gemiddelde Romein

Wat vonden de Romeinen van de Griekse cultuur?

1. Helemaal niks
2. Fantastisch
3. Wel oké
4. Bagger

Voor wie gelden de Romeinse wetten?

1. Iedereen
2. Iedereen behalve slaven
3. Romeinse burgers
4. Mensen die in het Romeinse rijk wonen

Wat is nog onduidelijk?

Bezig met opdrachten

Werkboek blz. 50

Informatieboek blz. 43

Opdracht: 2, 4, 6, 7, 10

Klaar? Opdracht 1, 2, 3 van paragraaf 3.3