2.4 welk werk kun je doen deel 2

Deze les:
Herhalen vorige les:
- Welke 3 beroepssectoren zijn er in Nederland?
- Wat zijn in rijke landen de grootste beroepssector?
- Welke beroepsector is het grootst in arme landen?
Nieuwe stof:
- Wat is consumeren?
- Wat is produceren?
- Waarom worden veel producten in ontwikkelingslanden gemaakt?
Wisbordjes quiz!
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
Mens & MaatschappijMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Deze les:
Herhalen vorige les:
- Welke 3 beroepssectoren zijn er in Nederland?
- Wat zijn in rijke landen de grootste beroepssector?
- Welke beroepsector is het grootst in arme landen?
Nieuwe stof:
- Wat is consumeren?
- Wat is produceren?
- Waarom worden veel producten in ontwikkelingslanden gemaakt?
Wisbordjes quiz!

Slide 1 - Tekstslide

Welke 3 beroepssectoren zijn er?

Slide 2 - Open vraag

Welke beroepssector is het grootste in Nederland?
A
Landbouw
B
Dienst
C
Industrie

Slide 3 - Quizvraag

Welke beroepssector is het grootst in arme landen?
A
Landbouwsector
B
Dienstensector
C
Industriesector

Slide 4 - Quizvraag

Benoem iets wat jij de afgelopen tijd hebt gekocht

Slide 5 - Open vraag

Consumeren
Wanneer mensen iets kopen, zijn ze aan het consumeren.
Wanneer jij iets koopt, ben je een consument

Slide 6 - Tekstslide

Wat heb jij gisteren gegeten en wie is hierbij betrokken geweest?

Slide 7 - Open vraag

Produceren
Stel, jij koopt een frikadelbroodje.
Veel mensen zijn daar mee bezig geweest.
De makers van dit product noem je de producent.
Vaak zijn er mensen uit verschillende sectoren mee bezig geweest

Slide 8 - Tekstslide

Heb jij iets aan, of thuis, wat niet in Nederland is gemaakt? Zo ja, wat?

Slide 9 - Open vraag

Ontwikkelingslanden
Veel producten die wij hier komen, zijn gemaakt in ontwikkelingslanden.
Daar zijn de lonen namelijk veel lager!
Ook kinderen werken: kinderarbeid

Slide 10 - Tekstslide

Nu:
Herhaling van het hoofdstuk door middel van wisbordjes.
Ieder krijgt een bordje.
Je schrijft het antwoord op
Je houdt zelf je punten bij
Daarna veeg je het antwoord weer uit, zodat je ruimte hebt voor een nieuw antwoord.

Slide 11 - Tekstslide

Vraag 1:
Benoem 3 dieren waar jagers in Nederland op jaagde  

Slide 12 - Tekstslide

Vraag 2:
Teken de vorm van de potten van de mensen die hunebedden bouwden.  

Slide 13 - Tekstslide

Vraag 3:
Teken een hunebed

Slide 14 - Tekstslide

Vraag 4:
Teken de 5 basisbehoeftes

Slide 15 - Tekstslide

Vraag 5:
Wat is het grootste verschil tussen de jagers en verzamelaars en de eerste boeren?  

Slide 16 - Tekstslide

Vraag 6:
Hoe heet de grote verandering die plaatsvond toen de landbouw ontstond?  

Slide 17 - Tekstslide

Vraag 7:
Hoe wordt het houden van schapen en geiten genoemd?  

Slide 18 - Tekstslide

Vraag 8:
Teken iemand die aan het consumeren is

Slide 19 - Tekstslide

Vraag 9:
Benoem een voorbeeld van produceren

Slide 20 - Tekstslide

Vraag 10:
Hoe heet je wanneer je rondtrekt van plek naar plek?

Slide 21 - Tekstslide

Schattingsvraag:
Hoeveel hunebedden staan er vandaag nog in Nederland?

Slide 22 - Tekstslide

Nu:
Maak cursus 2.4 af
Heb je dat af?
Maak de Test Jezelf achter in het boek
Heb je dat af?
Maak de topografie opdrachten

Slide 23 - Tekstslide