2.4 Welk werk kun je doen?

Lesdoelen:
- Je weet dat er 3 beroepssectoren zijn.
-Je kunt de 3 beroepssectoren opnoemen en je kunt van elke beroepssector een voorbeeld geven.
-Je weet wat het verschil is tussen produceren en consumeren.
- Je weet welke beroepssector in Nederland het grootst is en je weet welke beroepssector in arme landen het grootst is.
-Je kunt de betekenis van de dikgedrukte woorden geven.
1 / 11
volgende
Slide 1: Tekstslide
Mens & MaatschappijMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

In deze les zitten 11 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 100 min

Onderdelen in deze les

Lesdoelen:
- Je weet dat er 3 beroepssectoren zijn.
-Je kunt de 3 beroepssectoren opnoemen en je kunt van elke beroepssector een voorbeeld geven.
-Je weet wat het verschil is tussen produceren en consumeren.
- Je weet welke beroepssector in Nederland het grootst is en je weet welke beroepssector in arme landen het grootst is.
-Je kunt de betekenis van de dikgedrukte woorden geven.

Slide 1 - Tekstslide

Hoe denk je dat de beroepssector heet die bij deze foto hoort?

Slide 2 - Open vraag

Hoe denk je dat de beroepssector heet die bij deze foto hoort?

Slide 3 - Open vraag

Hoe denk je dat de beroepssector heet die bij dit plaatje hoort?

Slide 4 - Open vraag

Produceren/consumeren
Produceren> product> producent
Consumeren> consumptie> consument

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Sleepvraag

Slide 7 - Sleepvraag

Gaat gemakkelijk = arbeidsextensief
Arm land
Rijk land
Kost veel moeite = arbeidsintensief

Slide 8 - Sleepvraag

Verwerking
Maak de zwarte opdrachten van 2.4
Klaar?
Vraag een paraaf.
Kijk je antwoorden na via padlet.
Vraag een 2e paraaf.
Maak via Magister de online opdrachten van:
cursustoets 2.4

Slide 9 - Tekstslide

Noem een beroep dat hoort bij de dienstensector

Slide 10 - Woordweb

Wat ging er deze les goed?

Slide 11 - Open vraag